15-08-2009 | 8 | onbekend | ter plaatse | Tengere Grasjuffer – Ischnura pumilio | Joachim van der Valk | Huis ter Heide |
De tweede libelle inmiddels bij de waarneming van de dag (wvdd) en nu ook weer een voor Nederland vrij zeldzame soort, de Tenger grasjuffer. De grote diversiteit van biotopen rondom Tilburg leiden er ook toe dat er een grote soortenrijkdom zich in de stad bevindt, en dat leidt tot allerlei waarnemingen die voor ons land een zeldzaamheid zijn. De afwisseling van moeras, vennen, beken, graslanden, bossen, heide en zandverstuivingen is dan ook uniek te noemen.
tengere grasjuffer (Ischnura pumilio)
Kleinste juffer die nog in Nederland voorkomt.
Kenmerken
26-31 mm. Na dwergjuffer de kleinste soort. Pterostigma’s tweekleurig: donkere basis, lichte top. Mannetje: pterostigma’s in voorvleugels duidelijk groter dan in achtervleugels. Achterlijf in bovenaanzicht donker, met segment 9 en top van 8 lichtblauw (het ‘lantaarntje’). In het blauw op segment 9 is vaak een fijne zwarte tekening aanwezig, die meer of minder uitgebreid kan zijn. Lichte delen van borststuk (zeer) lichtblauw of groen. Vrouwtje: nooit met ‘lantaarntje’, bovenzijde segmenten 8 en 9 geheel donker. Jonge vrouwtjes zijn grotendeels fel oranje gekleurd: zijkant van borststuk, zijkant achterlijf, gehele achterlijfsegmenten 1 en 2, poten en enkele vleugeladers.
De achteroogsvlekken zijn zeer groot en ook oranje. Schoudernaadstrepen zijn hooguit als dun zwart lijntje zichtbaar. De bovenzijde van achterlijfssegmenten 3 tot en met 10 zijn zwart. Later veranderen de vrouwtjes van kleur: het oranje verdwijnt en de donkere tekening breidt zich uit. Het achterlijf wordt geheel donker, de achteroogsvlekken worden iets kleiner en de schoudernaadstreep wordt duidelijker. De onderzijde van de ogen wordt groen. De overige lichte delen worden ófwel olijfgroen, ófwel blauw. De groene variant wordt bruin tot grijs bij ouder worden. De blauwe variant is zeldzamer dan de groene.
Voorkomen
Vrij zeldzaam.
Habitat
Open, ondiepe, snel opwarmende pionierhabitats, met spaarzame vegetatie. Zowel stilstaande als zwak stromende wateren. Deze plaatsen zijn vaak voor weinig andere libellen geschikt. Daarnaast op plaatsen met veel kwel, waardoor de vegetatiesuccessie in een startfase blijft. De soort wordt vaak aangetroffen in natuurontwikkelingsgebieden, waar na werkzaamheden water (tijdelijk) stagneert.
Vliegtijd en gedrag
Van midden mei tot eind september. De vliegperiode laat twee pieken zien, mogelijk het gevolg van twee aparte generaties. De eerste piek ligt in juni en begin juli. De tweede piek in augustus. De tengere grasjuffer is een uitgesproken pioniersoort die profiteert van recent ontstane en vaak kort beschikbare habitats. Imago’s zijn vaak te vinden in de spaarzame vegetatie bij ondiep water. Ze vliegen vaak vlak boven het water. Eitjes worden door de vrouwtjes solitair afgezet in plantenstengels, onder of vlak boven de waterspiegel.
Levenscyclus
De larven overwinteren meestal een keer en sluipen uit van half mei tot begin september. Uit zuidelijke landen worden twee of zelfs drie generaties per jaar gemeld, in snel opwarmende habitats. Er zijn aanwijzingen voor dat een tweede generatie ook in Nederland optreedt, maar het is nog onduidelijk of dit regel is of uitzondering. De vliegperiode laat wel twee pieken zien, wat wijst op twee generaties. De eitjes zijn goed in staat om droge periodes te overleven.
Recente reacties