Hoera! Onze Koning, Willem-Alexander heeft het gezegd, en dus is het waar: “100 miljoen euro extra gaat onze regering uitgeven voor kinderen in armoede. Het is verkiezingstijd en het kabinet is in een gulle bui.
Daags erna schuifel ik naar binnen bij het Zorgsalon van Tranzo, in een zaaltje in het Willem II-stadion. Tranzo staat voor: Interactie tussen wetenschap, praktijk en zorgvraag en is het Wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn. Poeh, een hele mond vol. In 2015 vierde dit wetenschappelijke centrum, dat verbonden in aan de Tilburgse universiteit, dat het 15 jaar bestaat. Het lustrumboek wordt weggegeven aan geïnteresseerden en bevat bijna 100 pagina’s ronkende taal over hoogleraren, doctorandussen en promovendi die hun geleerdheid loslaten op zorg en zorgvraag. Ik lees welgeteld één concreet resultaat: een apparaat dat ouderen help herinneren dat zij genoeg water moeten drinken.
Voorin het zaaltje zitten wetenschappers en projectleiders schouder aan schouder met ervaringsdeskundigen. “Het vermogen om op grond van eigen herstelervaring voor anderen ruimte te maken om herstel te bevorderen,” luidt de definitie van een van de professionals. “Mensen die aan den lijve hebben ondervonden hoe het is om diep in de armoede, ziekte en ellende te geraken en die desondanks een hart hebben dat groot genoeg is om belangeloos en onbetaald anderen te willen helpen om uit de ellende te komen.” is mijn definitie.
En ik begrijp dat. Ook ik heb me belangeloos en onbetaald als ervaringsdeskundige geleend om mee te werken aan een project, met als doel dat anderen er wat aan hebben: het vertrouwensexperiment. Een plan dat nu in handen ligt van de staatssecretaris en dat stiekem in de historische archieven van het Binnenhof dreigt de verdwijnen. – Geen woord meer over de Participatiewet, laat staan over het Vertrouwensexperiment, gehoord. Niet in de Troonrede en niet in de twee dagen durende Algemene Beschouwingen. Ook ik heb me laten gebruiken om goed betaalde mensen aan het werk te houden en de sier te laten maken met een plan waarvan ik hoopte dat het zou worden ingevoerd opdat mensen die nu aan de kant staan, er een beter leven mee zouden kunnen krijgen.
Maar ik dwaal af.
met dank aan columniste Japke-d. Bouma en haar rake column, waarvan ik deze term graag overneem, zodat het voor onze taal behouden blijft. Wat mij betreft het woord van het jaar. (Zie ook: #jeukwoorden op Twitter) .
In het zaaltje volgen de jeukwoorden* elkaar snel op terwijl ik me ondertussen afvraag waar die 100 miljoen voor arme kinderen terecht zal komen. En eerlijk gezegd: ik weet het antwoord al. Bij subsidieslurpende bureaus en professionals die onderzoek op onderzoek stapelen om zoveel mogelijk van deze bak geld naar binnen te hengelen. En ik vraag me af hoeveel kinderen en dankzij dit geld volgend jaar wél met een ontbijt in hun maag naar school toe kunnen.
De sprekers zijn klaar en we mogen vragen stellen. Ik heb me er op verheugd en ik sta meteen op. “Net zoals ooit, ik meen rond 2010, eens is becijferd dat op elke werkloze acht mensen een baan hebben vanwege die ene werkloze. Hoeveel mensen hebben een betaalde baan op elke persoon in armoede, vanwege die armoede?” – Ik richt mijn vraag nadrukkelijk op de onderzoekers en betaalde professionals. Toch zijn het de ervaringsdeskundigen die zich geroepen voelen om te antwoorden. Niet dat zij het antwoord weten op mijn vraag, maar omdat zij het gevoel hebben zich te moeten verdedigen. Ik begrijp hen, heel goed. Zij hoeven zich niet te verdedigen, niet voor mij. Eén onderzoekster besluit te zeggen dat er wel een onderzoek wordt gedaan dat er iets mee te maken heeft, al wordt me niet direct duidelijk wat. Ik zeg haar dat ik uitkijk naar het resultaat.
Ik heb genoeg gehoord en de kramp, veroorzaakt door van ergernis krommende tenen, wordt ondraaglijk en dus besluit ik het zaaltje te verlaten. In gedachten zie ik een polonaise van professionals die met een stoelendans bezig zijn om een grote zak met geld, terwijl hongerige, hulpbehoevende mensen als toeschouwers worden verzocht om te applaudisseren.
Bij het gratis bier schieten enkele vrijwillige ervaringsdeskundigen me aan. Ze zijn blij met mijn vraag en zien ook dat het een antwoord verdient. Opnieuw valt herhaaldelijk het woord ‘basisinkomen’, of ‘vertrouwensexperiment’. Eén dame slaat echter de spijker op de kop: “Die professionals missen empathie, inlevingsvermogen. Doordat zij zich niet kunnen voorstellen hoe het is om in armoede en ellende te zitten, zijn ze niet in staat om de juiste vragen te stellen aan mensen die hulp nodig hebben en het juiste gesprek te voeren. Daar hebben zij ons voor nodig”.
’s Avonds zit de vraag me nog steeds dwars. Dankzij mijn deelname aan het vertrouwensexperiment heb ik kennis gemaakt met Ruud Muffels, hoogleraar arbeidsmarkt en sociale zekerheid, eveneens bij de universiteit van Tilburg. Een man die ik heb leren waarderen als een zeer betrokken en empathisch persoon. Aan hem mail ik dezelfde vraag. Bij het krieken van de dag vind ik reeds zijn antwoord in mijn digitale postvak.
Hij zegt: “Het is helaas van alle tijden. Het bekende leger aan goed bedoelende hulpverleners die niet veel oplossen. Dat zeiden we inderdaad 7 à 8 jaar geleden ook van de re-integratie, er was vijf tot zes keer zoveel geld nodig als één werkloosheidsuitkering per jaar om één werkloze aan een (tijdelijke) baan te helpen. Dat is wel een belangrijk argument geweest om de re-integratiemiddelen in de crisis tot bijna nul te reduceren. Of dat heeft geholpen om de werkloosheid op te lossen is een retorische vraag; anderzijds zal het er ook niet veel slechter op hebben gemaakt. Het zal ongetwijfeld ook gelden voor armoede maar of de oplossing is om dat leger aan hulpverleners af te schaffen weet ik ook niet. Het geld direct aan de armen geven lost de armoede, zo weten we, ook niet op. Er zijn andere maatregelen nodig die mensen zelf regie geven en kansen.”
En over mijn vraag: hij zal bekijken of hij zijn studenten kan interesseren om dit eens uit te zoeken. Ik kijk er naar uit!