Dode paarden

PeterTimmermansEen doordeweekse donderdagochtend, ergens begin mei. Het is vijf voor negen. Na een veel te volle trein overleefd te hebben arriveer ik op m’n werk. Het “verbale goede­morgen­moment” zegt voor mij reeds genoeg. Bij twee van mijn collega’s blijft het, op wat binnensmonds gemompel na, stil. Dat is wel vaker zo. Ik ben er inmiddels aan gewend. Ergens in het recente verleden heb ik kennelijk weer iets gezegd, of wellicht juist iets niet gezegd, waardoor ik hen weer kwaad heb gemaakt. Een verzoeningspoging onderneem ik al lang niet meer. “Aan dode paarden valt niet te trekken”. Nadat ik m’n jas heb opgehangen loop ik richting de koffieautomaat. Met als doel de werkdag positief te beginnen, begeef ik me voor een korte conversatie naar een collega die het gelukkig minder belangrijk vindt om ten aller tijde aardig gevonden te worden. Ja, ook in deze tijd,waarin werkvloeren vol lijken te lopen met te grote ego’s en te lange tenen, zijn ze er gelukkig nog.

Enkele slokken koffie en een aantal oprecht vriendelijke zinnen verder begeef ik me naar m’n werkplek. Ik begin aan m’n werkzaamheden en probeer negatieve energievelden buiten de deur te houden. Mij lukt dat na pakweg een half uur. Of dat voor bepaalde individuen in de zelfde ruimte ook geldt betwijfel ik echter zeer.
Wat is het eigenlijk toch sneu als je aan een stoornis in het neurotypische spectrum lijdt.

Geef een reactie