Af en toe is het even nodig. Een goed en openhartig gesprek over iets dat je al een tijdje van het hart moet. Ik had een kleine week geleden zo’n moment. Ruim een jaar lang heb ik de column van Miel Blok gevolgd. Met wisselend enthousiasme. De uitdrukking die vaak in me op kwam, was dat eenoog inderdaad koning is in het land der blinden. Die Miel… Kilometers tekst heeft hij geschreven. Maar een punt? Dat maakte hij niet altijd. En nu, een goed gesprek later… Uw nieuwe columnist!
Een weekje geleden trof ik Miel in onze gemeenschappelijke stamkroeg De Troubadour. Hij nam plaats aan de toog en bestelde iets te drinken. Ik besloot dat het tijd was. Tijd voor ons gesprekje. Vooral omdat ik er niet de man naar ben om te dralen. “Miel, kerel, hoe is het? Klaar met schrijven voor deze week?” Hij zat te praten met zijn vriendin, die ik ook wel ken. Andere mensen dreigden zich aan te sluiten bij het tweetal, dus ik moest snel zijn. Snel omdat ik een coup wilde plegen. Dat lukt in de regel niet als je kalmpjes aan doet…
“Het publiek zit te wachten op een grote naam, Miel. Een soort kijkcijferkanon, om het even met een televisieterm te vergelijken. Jij bent natuurlijk een aardige kerel, maar bekend ben je niet of nauwelijks.” De columnist-tot-en-met-vorige-week keek me wat vragend aan. Ik voelde dat ik zijn blik direct moest counteren. “Kijk, beste vriend. Ik ben inmiddels natuurlijk al een stuk bekender. Neem Facebook. Daar heb ik mijn eigen pagina. Een hele eigen pagina! Die is er toch echt alleen voor bekende mensen, hoor.”
“Laten we eerlijk zijn… Wat maak jij nou mee in je leven? Je schrijft voor reclamebureaus. Poe poe… Wat een spanning! Toch? Ga je eigenlijk wel eens de deur uit? Het publiek leest toch veel liever over avonturen uit den vreemde. En over den vreemde? Dat is altijd al zo geweest en het zal waarschijnlijk nooit meer anders worden. Begrijp me weer niet verkeerd. Ik vind je nog steeds een leuke vent. Maar Miel, wees eerlijk… Echt tot de verbeelding spreek je niet, toch?” Was zijn blik eventjes eerder nog vragend? Nu niet meer echt. Oprechte verbazing zag ik. Maar waarom? Kwamen mijn woorden als een verbazing? Nee, toch?
De barman in De Troubadour draaide een nummer van Sinéad o’Connor. The last day of our acquaintance. Over iemand die zich beklaagt over een danig bekoelde liefde. Ik kon het niet helpen om een parallel te trekken tussen Miel en mijzelf. Zou hij zich binnenkort hetzelfde afvragen? Ik hoopte van niet. Wat mij betreft zouden we gewoon vrienden kunnen blijven. Zijn veranderde status zal best een tijdje pijn blijven doen. Zoals een schotwond ook niet in een dag geneest. Maar goed. Die column zou hij kwijtraken. Nog maar twee biertjes dan. Omdat alcohol alle pijn verzacht. Een nieuw nummer van kale Sinéad. I am stretched on your grave. Zo ver zou het toch niet komen?
Ik droeg nog een paar argumenten aan. Over mijn voors en Miel’s tegens. Naast ieder punt dat ik maakte, zette ik twee pinten neer. Dat het langzaamaan meer op omkoping dan op een echte coup begon te lijken, deerde me niet. Mijn doel heiligde zoals wel vaker alle middelen. Miel deed zijn beste imitatie van een oorwurm. Een duidelijker bewijs van mijn gelijk, kon hij me niet geven. De beste kerel wist ook best dat het publiek meer op mij zit te wachten dan op hem. Op mij, Arie-Wubbo. Arie-Wubbo, uw nieuwe columnist!
Recente reacties