Gerecht

Nog voor de tenlastelegging door de officier van justitie in de Bossche rechtbank deze dag is uitgesproken staat het uiteindelijke vonnis al klaar in de computer van de rechter.

De vrouw in de rolstoel die vandaag als benadeelde partij van een rasoplichtster in de zaal met haar advocaat aanwezig is, onwetend nog van het komende treurspel, hoopvol maar bloednerveus te wachten op het moment dat ze wat mag zeggen. Ze wil graag zelf vertellen hoe ze al vijf jaar lijdt vanwege de oneerlijke praktijken van een veronderstelde vriendin.

De Bossche rechtszaal is klassiek vormgegeven, met een oude foto van de koning als eerbiedwaardig toeschouwer aan de achterwand.
Slechts een paar familieleden van de benadeelde vrouw zijn vandaag als toehoorder aanwezig. In de hal wachten echter nog tientallen jonge leerlingen van een middelbare school tot ook zij naar binnen mogen om deze op het eerste oog redelijk overzichtelijke maar wellicht interessante zaak als klassenopdracht bij te kunnen wonen.

Het is immers een ‘appeltje-eitje’, zo lijkt. Een alleenstaande gehandicapte, slechtziende en goedgelovige vrouw van middelbare leeftijd maakt geld over aan een vriendelijke dame die haar een leuke baan belooft te bezorgen. De goedgelovige vrouw denkt serieus een betrouwbare nieuwe vriendin te treffen en stort enkele duizenden euro’s. De dame die het geld ontvangt heeft dat bedrag vervolgens heel snel weggesluisd, onder verschillende namen. Soms via ‘een zus’, dan weer is ze het zelf. Die zus bestaat natuurlijk niet, net zo min als de baan die ze in petto heeft.

De benadeelde partij wil deze rechter graag zelf uitleggen hoezeer haar vertrouwen in de mensheid nog steeds elke dag lijdt onder deze zwendel.
Vrouwe Justitia snoert haar direct de mond.
‘U mag hier vandaag niet spreken. U heeft geen spreekrecht mevrouw’, zegt ze streng.
De benadeelde vrouw snapt daar geen bal van. Hier staat ze dan, vijf lange jaren nadat ze voor duizenden euro’s is belazerd door iemand die blijkbaar al eens eerder is veroordeeld. Fout na fout heeft het openbaar ministerie al die jaren opeen gestapeld. Haar zaak is geseponeerd geweest, heropend, opnieuw in behandeling genomen en nu, vijf jaar na de eerste aangifte, mag ze niets zeggen bij ‘haar’ rechtszaak die door het openbaar ministerie alsnog is aangespannen.

Het wordt een beschamende schertsvertoning daar in Den Bosch, merken de toeschouwers.
De rechter duikt weg achter een enorm computerscherm. Ze heeft haar oordeel immers al gevormd, hoor je haar bijna denken. Ze zit nog net niet te zuchten.

De officier van justitie begint. Ze maakt een excuus omdat het ‘inderdaad lang heeft geduurd’ voor deze zaak in behandeling is genomen. Natuurlijk staat vast dat de vrouw in de rolstoel geld is afgetroggeld door iemand die haar van alles heeft beloofd, zegt ze vervolgens. Vervolgens begint ze met zware juridische termen te strooien. ‘Ik zie geen samenweefsel van verdichtsels’, beweert ze. Ofwel: het openbaar ministerie heeft geen bewijs dat door de verdachte dame opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen.
Geen bewuste leugens dus, meent de officier van justitie.
“Aangezien bij het overmaken van het geld ook geen dwang te bewijzen valt, vraag ik om vrijspraak van de feiten”, zegt ze daarna.

De vrouw in de rolstoel en haar advocate voelen de bui al hangen. De toehoorders schuiven ongemakkelijk op hun zitplaatsen. Je hoort iedereen fluisteren: “Wat doen we dan hier? Als het openbaar ministerie geen zaak heeft, waarom laten ze ons en al die anderen dan opdraven?”
Het is verspilling van gemeenschapsgeld, tijd en energie. Twee advocaten die een zaak voorbereiden, een openbaar ministerie dat een aanklacht voorbereidt maar geen vervolging of veroordeling wil en vervolgens zit iedereen voor een balende rechtbank die een uitspraak moet doen in een zaak die blijkbaar geen zaak is. En als ‘kers op de taart’ volgt de klap in het gezicht van een verbijsterde gehandicapte vrouw die dacht dat na jaren alsnog recht zou worden gesproken.

Het appeltje-eitje lijkt inderdaad duidelijk, maar dan een tussen OM en de rechter. Dat door een ‘babbeltruc’ een goedgelovige vrouw al haar spaarcenten kwijt is, haar vertrouwen is geschaad zoals bij zovelen gebeurt die door andere criminelen zijn opgelicht: het doet er niet toe.
Het OM is weigerachtig, heeft nauwelijks aanvullend onderzoek laten doen naar aanleiding van de politierapporten en heeft overduidelijk zo blijkt vandaag absoluut geen zin energie te steken in dit – in hun ogen – ‘kleine leed’.

De advocate haalt desondanks nog aan waarom zij en de dame in de rolstoel hier staan, wat allemaal heeft plaatsgevonden, waarom op verzoek van de verdachte geld is gestort bij een louche bankfiliaal, onder valse voorwendsels en dat die bedragen op die manier moesten worden gestort en weggewerkt omdat de dame in kwestie al jaren een uitkering heeft.
Het is zinloos.
Kijkend naar de verveelde gelaatsuitdrukking van de rechter weet iedereen genoeg. De advocate wordt dan ook onmiddellijk door haar afgekapt als ze vergelijkbare gevallen van zwendel elders in het land wil aanhalen.
Hoewel de verdachte niet is komen opdagen, mag haar advocaat alsnog ruimhartig het beeld schetsen van een zielige gescheiden vrouw met diabetes die niet in staat zou zijn een dergelijk vals spel te spelen. Het valt de in de computer gedoken rechter niet op dat hij daarbij namen door elkaar husselt.
Ondanks dat de advocate van de vrouw in de rolstoel na dit pleidooi de rechter verzoekt schriftelijk vonnis te wijzen, leest die het voorgekauwde oordeel onmiddellijk voor.
Geen repliek, geen ruimte voor woorden van de benadeelde partij.
Vrijspraak.

De schooljeugd in de zaal schrikt van de woedende en wanhopige uitbarsting van de dame in de rolstoel.
“Is dit het recht in Nederland?”, schreeuwt zij richting rechter.
Geen reactie.
De volgende zaak staat klaar.

Geef een reactie