“Jazz is not dead, it just smells funny”

Gastbijdrage van Jos Straathof, voorzitter van de stichting Paul van Kemenade Quintet

Paul van Kemenade met Wiro Mahieu
Paul van Kemenade met Wiro Mahieu

opinieSinds een jaar ben ik voorzitter van de Stichting Paul van Kemenade Quintet. Niet gepokt en gemazeld in het wereldje van culturele subsidies, viel mij al snel een aantal zaken op.

Elke subsidieverstrekker, of het nu gemeente, provincie of Rijk is, wil vernieuwing, liefst radicaal; tegelijkertijd moeten er grote doelgroepen worden bereikt.

Hoewel vooruitstrevend van aard, krijg ik inmiddels acuut jeukende uitslag tussen de schouderbladen als ik het woord ‘vernieuwing’ in ambtelijke stukken tegenkom. Politici en ambtenaren denken dat vernieuwing op commando tot stand kan worden gebracht, dat overhandiging van een zak geld de juiste impuls is om iets geheel anders te doen. Het is een vergissing, die grote gevolgen heeft.

‘Vuurwerk-beleid’, zo kun je deze overheidsdwang om te vernieuwen samenvatten. Het leidt in het gunstigste geval tot kortstondig modieus spektakel. Met veel ‘ooh’s’ en ‘aah’s’ kijkt het publiek naar luidruchtig geknal, we staren naar de hemel die even fel oplicht. Maar het wordt al snel weer stil en donker en ieder gaat over tot de orde van de dag.

De vernieuwende schilderijen van Piet Mondriaan waren het resultaat van een kwart eeuw gestage, stapsgewijze ontwikkeling. Er was geen commissie die hem opriep om op te houden met die landschapjes en meer met rechte lijnen te gaan werken. Vernieuwing komt van binnenuit en is het resultaat van hard werken, van een proces waarbij de kunstenaar, soms twijfelend, zijn weg zoekt. Vernieuwing die op die manier tot stand komt, zal niet snel vervliegen.

Ook zuchten kunst- en cultuurinitiatieven onder de eis van de grote doelgroep. Hier doemt een tegenstrijdigheid op. Meestal zit het grote publiek niet op vernieuwing te wachten, en zeker niet op radicale vernieuwing.

01_Rinus van der Heijden300x200Het aantal mensen dat ergens naar komt kijken of luisteren, zegt bovendien niets over de waarde van de kunst. De adviescommissie voor evenementen- subsidies van de gemeente Tilburg vindt de groep ‘jazzliefhebbers’ te beperkt. Je vraagt je af of de leden van de commissie enig historisch besef hebben. De jazzhistorie in deze stad is zo rijk dat oud-Brabants Dagbladjournalist Rinus van der Heijden en anderen er een kloek boekwerk over schreven. Er is zelfs sprake van een Tilburgse School in de jazzwereld. Dat jazzliefhebbers in Tilburg, met zijn bloeiende jazzscene, niet meetellen, is treurig. Het is tekenend dat de subsidie die het Tilburgse festival het afgelopen jaar heeft gekregen, op het allerlaatste moment beschikbaar werd gesteld door de afdeling stadspromotie. De evenementencommissie zag en ziet er geen brood in.

Natuurlijk is Stranger than Paranoia, net als andere festivals, een evenement. Maar economische zaken, stadspromotie en evenementen zouden toch niet de beleidsterreinen moeten zijn van waaruit het definitieve oordeel wordt geveld over subsidies op kunst- en cultuurgebied. Op die manier is van een inhoudelijke en integere beoordeling geen sprake.
Politici en ambtenaren willen Tilburg ‘op de kaart zetten’. De publiciteit die het Stranger than Paranoia-festival al 23 jaar regionaal, nationaal en internationaal heeft gegenereerd, wordt echter volledig over het hoofd gezien. In het gemeentehuis leeft men van jaar tot jaar.

strangerthanparanoia428x150

Jazzmuziek kan niet zonder publieke steun, het is kunst in de marge. Een festival kan niet draaien op entreegelden. De mogelijkheden voor cultureel ondernemerschap zijn beperkt, private partijen hebben zich de afgelopen jaren teruggetrokken. Dat geldt voor tal van kunstenaars en kleinere kunstinstellingen. Er is publiek geld voor nodig.

De samenleving mag verwachten dat er zeer zorgvuldig met publiek geld wordt omgesprongen. Maar misschien worden subsidiegelden beter besteed als we oog hebben voor duurzame kwaliteit en stapsgewijze vernieuwing in plaats van het enthousiast aan allerlei uitingen te spenderen waarvan we nog maar moeten afwachten wat er van overblijft. Waarom hebben gemeenten, provincie en Rijk niet meer oog voor bewezen kwaliteit, waarom niet een ruimhartiger benadering voor mensen die hun waarde hebben bewezen op bepaalde terreinen en die zich nog steeds ontwikkelen?
“Jazz is not dead, it just smells funny”, zei Frank Zappa in 1974. In Tilburg begint het onaangenaam te ruiken. Tijd om de ramen open te zetten en een frisse wind door het subsidiebeleid te laten waaien.

Geef een reactie