Kinderen die opgroeiden in een gezin dat rond moest komen van een uitkering zijn rond hun dertigste lager opgeleid dan hun leeftijdsgenoten. Bovendien moeten deze kinderen ongeacht hun opleidingsniveau later bovengemiddeld vaak zelf ook van een uitkering rondkomen.
Deze conclusies op basis van de Enquête beroepsbevolking Sociaaleconomische trends 2015 heeft het CBS deze week bekendgemaakt. Het gaat hierbij niet om een verband tussen oorzaak en gevolg , maar om een manier waarop het samenhangt en wat meerdere oorzaken kan hebben, zoals erfelijke aanleg en waarden en normen die iemand in de opvoeding meekrijgt. Zoons en dochters zijn het hoogst opgeleid en het vaakst werkzaam als tijdens hun jeugd beide ouders werkzaam waren of als alleen de vader werkte en de moeder geen eigen inkomsten had.
De conclusies uit dit artikel kwamen tot stand door sociaaleconomische gegevens van ouders in 1999 te vergelijken met die van hun inmiddels volwassen kinderen in 2012. De kinderen zijn allen geboren in 1983. In 1999 waren zij dus 15 of 16 jaar en in 2012 waren ze 28 of 29.
Iets meer dan de helft van de kinderen geboren in 1983 groeide op in een situatie waarin beide ouders een baan hadden. In 3 op de 10 gevallen was de vader werkzaam en had de moeder geen eigen inkomsten en was meestal huisvrouw. Bij 16 procent van de kinderen waren beide ouders of één van beide ontvanger van een werkloosheids-, arbeidsongeschiktheids- of bijstandsuitkering. Van deze groep hadden bij een kwart van de kinderen beide ouders een uitkering als voornaamste inkomstenbron.
Vrouwen geboren in 1983 zijn in 2012 gemiddeld hoger opgeleid dan mannen uit hetzelfde geboortejaar. Van de in 1983 geboren vrouwen heeft 44 procent een hoog opleidingsniveau, tegen 34 procent van de mannen. Mannen zijn ook vaker laag opgeleid dan vrouwen (18 versus 13 procent). Ook uit de onlangs gepubliceerde Emancipatiemonitor 2014 blijkt dat de jongere generaties vrouwen hoger opgeleid zijn dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. Hun opleidingsrichtingen lopen overigens uiteen. Mannen kiezen vaker een bètaopleiding, vrouwen een opleiding in de zorg of het onderwijs.
De onderwijscarrière van de kinderen heeft zich het gunstigst ontwikkeld wanneer hun beide ouders destijds werkzaam waren. Deze kinderen zijn vaker dan gemiddeld hoogopgeleid en een lage opleiding komt onder hen minder dikwijls voor. Vooral de situatie waarin beide ouders een uitkering hadden hangt samen met relatief lage schoolprestaties. Van de volwassen zoons is dan 35 procent laag opgeleid, van de dochters 31 procent.
Minder vrouwen dan mannen zijn economisch zelfstandig. Ook zijn er beduidend meer alleenstaande moeders dan alleenstaande vaders en hebben alleenstaande moeders veel vaker een (bijstands-) uitkering. Ongeacht de sociaaleconomische positie van de ouders blijkt dan ook dat vrouwen rond hun dertigste iets vaker een uitkering als voornaamste inkomstenbron hebben dan mannen. Gemiddeld ging het om 8 procent van de mannen en 10 procent van de vrouwen. Die percentages zijn lager als beide ouders werkzaam waren en beduidend hoger als beide ouders een uitkering ontvingen. Onder mannen is in dit laatste geval het aandeel met een uitkering 24 procent en onder vrouwen 27 procent.
Onder laagopgeleiden hadden mannen en vooral vrouwen rond hun dertigste veel vaker een uitkering dan onder middelbaar en hoog opgeleiden. Groeiden laagopgeleiden bovendien op in een gezin waarin de ouder(s) een uitkering ontvingen, dan was een nog groter deel van de volwassen zoons en dochters uitkeringsontvanger. Bij laagopgeleide zoons ging het om 34 procent en bij laagopgeleide dochters om meer dan 40 procent. Die aandelen zijn kleiner onder middelbaar of hoogopgeleide volwassen kinderen, maar nog altijd veel hoger dan wanneer beide ouders werkten.
Uit de cijfers blijkt een duidelijke samenhang tussen de sociaaleconomische positie van ouders voor de onderwijscarrière van kinderen. Een goed diploma vergroot op zijn beurt de kans een baan te hebben. Maar ongeacht hun opleidingsniveau moeten kinderen later vaker dan gemiddeld zelf ook van een uitkering rondkomen als hun ouders destijds uitkeringsontvanger waren. Dit komt ook doordat kinderen op hun ouders lijken wat betreft arbeidsethos, persoonlijke competenties en ambities met betrekking tot de arbeidsmarktcarrière.
Bronnen:
- Wie opgroeit in een uitkeringssituatie heeft later bovengemiddeld vaak een uitkering, Sociaaleconomische trends 2015
- Emancipatiemonitor 2014
- Ouderlijk inkomen en deelname aan het hoger onderwijs
2 reacties
Voeg die van jou toe →Naast de economische ontwikkelingen is ook de sociale signatuur van het gezin een belangrijk opvoedkundige component. Het gezegde “jong geleerd is oud gedaan” wijst in die richting! Ook het gezegde ” als je voor een dubbeltje geboren bent, bereik je nooit een kwartje” legt een soortgelijke relatie! Uiteraard niet alleen in relatie tot een uitkeringsgezin. Aangezien we er maar niet in slagen de kloof tussen rijk en arm te overbruggen, zal een dergelijke lotsbestemming manifest aanwezig blijven. Ook alle maatregelen m.b.t de zorg en de studiebeurs(-schuld) zullen niet erg normdoorbrekend gaan werken, eerder omgekeerd! De neo-liberale trend is vanuit dit gezichtspunt een regelrechte ramp!
Conclusie ,het zal alleen maar verergeren , de regering en de gemeente,s zullen hier ook geen antwoord op hebben , om de volgende redenen,deze categorie mensen zal in hoog tempo alleen maar toe nemen,om dat de werkeloosheid snel toeneemt, om dat er duizenden mensen binnen stromen , die al een grote taal achterstand zullen hebben, ook bij hun kinderen,ook een andere cultuur inslag hebben,die ook weer tegen werkt,er geen geld en mankracht is om er iets aan te doen.en omdat de meesten moslim zijn zal de aandacht meer op geloofs-lessen liggen ,dan op geschiedenis ,taal ,en rekenen.en zo lang het not don is om hier iets over te zeggen zal er niks veranderen.