De twee politieke partijen Christen-Democratisch Appèl (CDA) en Christen Unie (CU) pleiten beide in hun verkiezingsprogramma om een maatschappelijke dienstplicht in te voeren voor jongeren voor een periode van zes maanden. Ze presenteren deze maatschappelijke dienstplicht als oplossing voor het gebrek aan binding, normbesef, begrip en burgerschap. Echter deze vorm van sociale dienstplicht, die tijdens de komende Tweede Kamer verkiezingen ter discussie staat, is te beschouwen als een vorm van dwangarbeid en daarmee in strijd met mensenrechtenverdragen.
Dat concludeert Stan Meuwese in zijn proefschrift over de rechtsgeschiedenis van de dienstplicht waarmee hij maandag 13 maart 2017 aan Tilburg University promoveert.
In zijn studie beschrijft hij de ontwikkeling en toepassing van de wetgeving vanaf de invoering van de dienstplicht in Nederland in februari 1811 door Napoleon tot aan de opkomst van de laatste dienstplichtigen in januari 1996. Meuwese voerde opmerkelijk genoeg als eerste een wetenschappelijke juridische studie over de dienstplicht uit.
Voor sociale dienstplicht is op grond van de huidige mensenrechtenverdragen juridisch geen ruimte. Men kan de militaire dienstplicht reactiveren, als dat militair gesproken nodig zou zijn. Maar dat kan niet voor een ander maatschappelijk doel: verplicht werken is een vorm van dwangarbeid. De toekomst van de dienstplicht ligt achter ons, aldus Stan Meuwese. Daarnaast zou ook een eventuele militaire dienstplicht in Nederland niet meer bruikbaar zijn vanwege de moderne wapentechnologie en vanwege de inzet van de krijgsmacht voor VN-operaties.
Volgens Meuwese is de wetgever er nooit in geslaagd een rechtvaardig systeem te ontwerpen voor de dienstplicht. In de negentiende eeuw moesten alleen de arme mensen in dienst, de rijken betaalden een plaatsvervanger. In de twintigste eeuw was het min of meer toeval of men in dienst moest. Na de Tweede Wereldoorlog hadden jongens uit kleine gezinnen minder recht op vrijstelling dan jongens uit grote gezinnen. Wie studeerde kon uitstel krijgen en had kans op een betere positie in het leger. Meisjes hoefden nooit in dienst. Het dienstplichtsysteem is nooit eerlijk geweest: een op zes van een leeftijdsgroep moest in dienst; 85% was op een of andere manier vrijgesteld.
In Nederland bestaat nog steeds een dienstplicht. Er is geen sprake van afschaffing. Er is wel een opschorting van de opkomstplicht sinds 1 mei 1997. Defensie roept daarom sinds 1 augustus 1996 geen nieuwe dienstplichtigen meer op. De Kaderwet Dienstplicht kan bij Koninklijk Besluit tot leven worden geroepen. Maar de dienstplicht is ontstaan in tijden van massalegers en eenvoudig hanteerbare wapens. Dienstplichtigen werden bovendien opgeroepen om het eigen vaderland te verdedigen en niet om ver van huis te worden ingezet in vredesoperatie van de Verenigde Naties. In de huidige omstandigheden is de militaire dienstplicht in Nederland niet meer bruikbaar, concludeert Meuwese.
Overigens, de Nederlandse regering stemde onlangs in met een voorstel van minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert (VVD) om de militaire dienstplicht vanaf 2018 ook voor vrouwen te laten gelden. Hennis wil dat de wet die de dienstplicht regelt wordt gewijzigd. Afgezien van het feit dat we in Nederland een beroepsleger hebben en invoering van de dienstplicht niet ter discussie staat, zou hiervoor volgens Meuwese ook de Grondwet moeten worden gewijzigd.
Stan Meuwese (1945) studeerde rechten en Nederlands in Amsterdam. Hij heeft meer dan 30 jaar gewerkt op het terrein van jeugdbeleid en kinderrechten (algemeen secretaris Raad voor het Jeugdbeleid 1976-1989 en directeur van Defence for Children International 1992-2007). Naast tijdschriftartikelen, beleidsadviezen en commentaren publiceerde hij in 2005 (samen met anderen, tweede druk 2012) het Handboek Internationaal Jeugdrecht. Voor de militaire dienst is Stan Meuwese afgekeurd op grond van S5. In de jaren zeventig en tachtig was hij betrokken bij voorlichting over dienstplicht en dienstweigering, onder meer op het Jongerenadviescentrum (JAC) in Amsterdam.