Gastbijdrage van Hans Rube, journalist en burgerraadslid voor de PvdA.
Afspraak maken voor een instructie op de nieuwe laptop?
“Helaas, dat kan alleen via de website”, zegt de vriendelijke jonge man in de
Tilburgse winkel waar ik het ding gekocht heb. “Wij kunnen alleen aan de voorkant van het systeem.”
Of er de volgende dag nog even tijd is, wilde ik weten. Leek me handig, je loopt de winkel binnen en laat de jongens en meisjes even in de agenda kijken. Digitaal of op papier, dat maakt me dan niet zoveel uit. “Ook dat kunnen we u helaas niet zeggen. Dan moet u zelf even inloggen met uw wachtwoord op de computer.”
Volgende halte in ons onvolprezen stadscentrum. Het Pieter Vreedeplein. Of ze in die mega elektronicawinkel die aanbieding uit de folder op voorraad hebben wilde ik weten. “Helaas, we hebben het artikel wel, maar als aanbieding kunt u het alleen via internet bestellen”, is het antwoord. “Vreemd, want als we de bestelling via internet doen, dan moeten we het artikel thuis laten bezorgen of we moeten het hier in de stad oppikken bij uw winkel”, werpen we tegen. “De logica is ver te zoeken”, beaamt de verkoper.
Foto’s afdrukken bij de eenheidsprijzen kampioen. Was altijd een fluitje van een cent. “Ik kom er tegenwoordig ook niet meer uit”, zegt de bediende als we ons in wanhoop na minuten lang geknoei op het apparaat in de winkel bij de balie melden. Een collega valt haar bij. “Zelf bestel ik mijn afdrukken voortaan via internet. Kun je ze hier ook dezelfde dag ophalen. Net zo makkelijk.”
Tilburg, gastvrije stad.
We moeten van sommige politieke partijen in de gemeenteraad proberen van ons centrum een aangenaam verblijfsomgeving te maken. Niet met zijn allen even snel boodschappen doen en dan weer wegwezen maar vooral inzetten op langer verpozen. Dat vraagt om een aantrekkelijk winkelklimaat, goede horeca en schone brede straten met mooie wandelpaden.
Het is voorlopig dromen.
Mijmeren over wuivende bomen op groene pleinen, met waterpartijen en leuke terrassen waar niet om de halve seconde loeiende motoren, quads, stinkende auto’s en knetterende brommers voorbij suizen.
Het uitvoeren van droomscenario’s door bestuurders is als het schipperen in een slecht huwelijk: “tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren”, schreef Willem Elsschot begin vorige eeuw al, over de man die zijn vrouw graag een kopje kleiner wilde maken.
Die vrouw is in de Tilburgse situatie het niet functionerende centrum. Ons stadshart barst van de auto’s, er is nauwelijks plaats voor voetgangers en fietsers en hoe hard de mannen en vrouwen van de BAT en Diamant ook werken, het is en blijft een smeerboel in de binnenstad. De junk van de foodketens slingert overal in het rond. Drinkbekers, blikjes en lege of halfvolle pizzadozen, we struikelen er over.
Droom en daad?
We dromen van een prettig centrum, maar wat doen we? Welke daden zien we in werkelijkheid? Een meerderheid in de raad, opgepookt door de middenstandspartijen, wil alleen maar meer auto parkeerplaatsen en minder fietsers in het centrum, in de hoop dat mensen daardoor wel lang in Tilburg Centrum blijven.
De overjarige hippies scheuren nog steeds veelal onbestraft hard en vol lawaai over de Cityring, bewoners van de Hart van Brabantlaan klagen al jaren over de herrie van quads onder hun balkon. Het is een droom en een verlangen dat daar ooit een einde aan komt.
Ik blijf graag weg uit een stad met een centrum waar onbeperkt auto’s rond kunnen rijden. Geef mij maar een autoluwe binnenstad. Met een lommerrijk terras, waar je pas hoeft af te rekenen als je vertrekt en je als gast een nootje of een paar blokjes kaas krijgt bij een biertje of glas frisdrank. Dat soort praktische bezwaren staan wat mij betreft een lang verblijf in ons centrum in de weg.
Ik wil in Tilburg niet alleen in een afgesloten binnentuin rustig kunnen zitten, maar ook op een terrasje. En wellicht ook iets kopen, maar sommige winkels sturen je botweg naar huis.
“Helaas, meneer. Dit kunt u hier niet regelen, dat gaat alleen via uw eigen computer.” Dan voel ik me soms als de man uit Elsschots gedicht ‘Het Huwelijk’.
Na weer zo’n onbegrijpelijke wegstuurreactie zou ik dat personeelslid over de toonbank willen trekken, ook al ben ik normaal gesproken in het geheel niet boosaardig.
“Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.”
Weemoed, inderdaad. Dat is de beste omschrijving van het triestige gevoel waarmee je het stadscentrum van Tilburg verlaat na weer zo’n kansloos bezoek.