Zakendoen

columnDan ben je blij dat zo’n man niet jouw collega is. Of erger nog: een van je werknemers.

Er zijn van die momenten dat ik met plaatsvervangende schaamte van afstand moet toehoren hoe een Nederlander, soms een Tilburger, in een vreemde taal een overeenkomst met een buitenlandse zakenpartner wil sluiten.

Deze week bijvoorbeeld, in een restaurant vlakbij.

Twee heren stappen binnen. De een is jonger, maar ook beter gekleed dan de andere man. De oudste van de twee, grijs aan de slapen en een wat pafferig gelaat, bestelt direct een mooie fles wijn. Op tafel staat even later de laptop opengeklapt. Hun zakelijke bespreking zet zich voort terwijl de wijn door de ober wordt geschonken.

‘Ik heb wel eens met een donatie van 1000 euro zo’n deal rond gekregen’, vertrouwt de oudste de ander toe.

Ligt het aan mij, of zie ik de jongste wat achteruit leunen?

Na een halfuurtje gaat de laptop dicht. De ober vraagt of ze hun keuze al hebben gemaakt uit de menukaart. Ze kiezen wild.

Even valt het gesprek stil. De oudste lijkt de beseffen dat hij een verkeerde afslag heeft genomen. ‘We zien wel wat hij er morgen van denkt’, zegt hij. Die ‘hij’ moet kennelijk het definitieve besluit nemen.

Toch moet het tafelgesprek nu wel op gang blijven. De Nederlander heeft een vriendin, blijkt uit de ‘small-talk’, die hij aanvangt. Een scharrel.

‘Een beetje te jong denk ik voor mij. Ik ben al 45. Ze is ook een stuk jonger dan mijn vrouw, ik ruil haar daar niet voor in.”

Weer een verkeerde keuze. De jongeman is niet getrouwd, heeft ook geen vriendin en is vooral bezig met zijn werk. “Ik ben pas 32”, zegt hij tegen zijn gesprekspartner, die inmiddels aan het voorgerecht is begonnen.

Van een afstandje lijkt me de jongere man ook meer het type dat liever over voetbal of herenmode zou spreken.

Of ze allebei in de buurt een hotel hebben wordt die avond niet echt duidelijk. De Nederlander zit er niet zo mee als hij na eventueel nog een fles wijn naar huis zou moeten rijden, vertrouwt hij zijn tafelgenoot toe. “Ik ben pas nog naar huis gereden met veel meer op. Ik wist de volgende dag niet hoe ik het had gedaan”, pocht hij.

Weer een verkeerde opmerking.

Je ziet de jongste denken: ‘ik zit hier aan tafel met een dronken hoerenloper.  Moeten wij als bedrijf met dit soort mensen zaken doen?’

Als wij het restaurant verlaten ligt de Nederlander zelfvoldaan, met de benen wijd gespreid, onder het tafeltje, het kruis naar de andere gasten gericht. Zijn zakelijke afspraak zit wat ongemakkelijk te wachten op de koffie die nog moet komen.

Tilburgs ondernemer en CDA-kopstuk Jan Melis zei dit voorjaar tijdens een reeks Mundial-Airport bijeenkomsten over internationaal zakendoen dat wij Tilburgers ons zo slecht voorbereiden op contacten met ondernemers in het (nabije) buitenland.  Als we naar China of Japan afreizen, dan nemen we de moeite om ons een beetje te verdiepen in cultuurverschillen. Dat zouden we echter, volgens Melis ook moeten doen als we niet zo ver reizen. Maar dan gedragen we ons helaas te vaak als ‘botte Hollanders met een dikke nek’.

Ik snap, weer, ten volle wat hij daarmee bedoelt.

Geef een reactie