Fons Vitae in Amsterdam, Mater Dei in Nijmegen en het Theresialyceum in Tilburg. Het zijn drie katholieke meisjeslycea die door Marieke Smit in haar historische proefschrift worden beschreven.
Ze stelt de centrale vraag: ‘hoe verhielden katholieke, vrouwelijke en intellectuele vorming zich op deze scholen tot elkaar? De wens om de lycea op eigen levensbeschouwelijke grondslag te stichten én goede burgers te vormen sloten elkaar niet uit.’ Het proefschrift is in die zin relevant in het actuele onderwijsdebat over art. 23 van de Grondwet.
Smit verdedigt op 18 september 2019 haar proefschrift aan de Tilburg University.
De betreffende congregaties stichtten de meisjesscholen om meer meisjes een gedegen katholieke opleiding te geven en hen te vormen tot goede katholieke vrouwen. Het godsdienstige ideaal stond bovenaan maar het intellectuele vormingsideaal werd de kern waar het om draaide. Immers, als deze bijzondere scholen geen goed opleidingsniveau boden, konden ze hun deuren sluiten. Maar dit ideaal werd niet boven het religieuze ideaal geplaatst. Het was een wederkerig proces: het godsdienstige vormingsideaal dat de zusters voor ogen hadden, kon in de praktijk alleen bestaan omdat zij prioriteit gaven aan intellectuele kwaliteitseisen.
De Tweede Kamer debatteert binnenkort over de reikwijdte van de vrijheid van onderwijs. Dat debat over art. 23 sluit nauw aan bij deze studie, met vragen als: vorm je goede burgers door bijzondere scholen te subsidiëren waar leerlingen een specifieke identiteit meekrijgen, of zijn bijzondere scholen indoctrinatiemachines waardoor integratie juist in het gedrang komt? In het huidige onderwijsdebat – vooral over islamitische scholen – richt de discussie zich alleen op identiteitspolitiek. Het onderzoek van Smit laat zien dat identiteitspolitiek en het opleidingsniveau juist door de manier waarop het Nederlandse onderwijsstelsel is georganiseerd onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.
Wil een bijzondere school in aanmerking komen voor subsidie dan moet voldaan worden aan bepaalde overheidseisen. Voor de katholieke meisjeslycea betekende dit dat zij zich geen al te grote vrijheden konden permitteren. Zo moest het docentencorps bevoegd zijn. Pogingen van congregaties om onbevoegde zusters aan te stellen (als goedkope arbeidskrachten) werden niet goedgekeurd door de onderwijsinspecteur. Ook het lesplan moest voldoen aan de regels van het ministerie.
Over de auteur
Marieke Smit studeerde Geschiedenis en Nederlandse taal en cultuur in Leiden en Amsterdam. Ze deed onderzoek aan de RU Nijmegen en Tilburg University, resulterend (samen met Marieke Smulders) in ‘Bidden, spelen en studeren. Opleiding en vorming van een katholieke elite (1920-1970)’.Zij doceerde aan de opleiding Geschiedenis van de RU Nijmegen. Ze behaalde haar eerstegraads lesbevoegdheid, werkte in het middelbaar onderwijs en is thans lerarenopleider en vakdidacticus Nederlands aan het Interfacultair centrum voor lerarenopleiding, onderwijsontwikkeling en nascholing van de Universiteit Leiden (ICLON).