Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) heeft vrijdag 23 november 2018 haar onderzoeksresultaten gepubliceerd naar armoede in Nederland. Op basis van de nieuwe uitgangspunten kende Nederland in 2016 ruim 980.000 mensen die in armoede leven. Dit betekent 6% van de bevolking, een flinke daling ten opzichte van 2013, toen dit percentage op 7,6%.
Mensen zijn arm wanneer ze gedurende langere tijd niet de middelen hebben om te kunnen beschikken over de goederen en voorzieningen die in hun samenleving als minimaal noodzakelijk gelden.
Dit betekent dat armoede in Nederland niet te vergelijken is met armoede in landen waar hongersnood en droogte heersen. Ook is armoede in het Nederland van nu heel wat anders dan armoede in het Nederland van net na de Tweede Wereldoorlog. De huidige maatschappij verschilt immers van die van zeventig jaar geleden. Toen waren er heel andere normen voor minimaal noodzakelijke uitgaven.
Een arm huishouden komt €2.300,- per jaar tekort om de noodzakelijke goederen en diensten te betalen, zoals eten, huur en zorg. Dit tekort is groter geworden. In de jaren vóór 2015 was dit €1.700,- per jaar.
Bijstandsontvangers, niet-westerse migranten en alleenstaande moeders met minderjarige kinderen lopen het grootste risico op armoede. In 2016 waren er 280.000 arme kinderen. Dit is bijna 9% van alle kinderen in Nederland. Ook onder de kinderen zijn er verschillen. Van de kinderen met een niet-westerse achtergrond is 25% arm en van de kinderen uit gezinnen met een bijstandsuitkering leeft 55% in armoede.
Het aandeel armen onder de 65-plussers is 3%, waarmee deze groep ver onder het landelijke gemiddelde blijft. Wel maakt de leeftijd uit: van de ouderen tot 75 jaar verkeert 2% in armoede, bij de 90-plussers is dat 9%.
Het volledige verslag is te lezen op de website digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2018.
Recente reacties