Aan: directie FHK: Karen Neervoort, Raf De Keninck
Cc: docenten en medewerkers Fontys, personen uit culturele wereld, pers, politiekTilburg, 14 juni 2015
Middels dit schrijven wil ik graag aandacht vragen voor, en mijn zorgen kenbaar over, de inhoudelijke gevolgen van het huidige beleid van Fontys Hogeschool voor de Kunsten. Daarbij is mijn focus gericht op de afdeling Lichte Muziek (voorheen Jazz- en Geïmproviseerde Muziek). Voor alle andere faculteiten binnen Fontys zijn wellicht vergelijkbare mechanismen aan het werk, maar ik ben daar niet goed van op de hoogte.
De stad Tilburg heeft een lange traditie als het gaat om jazz- en geïmproviseerde muziek. In de zeventiger jaren waren pioniers als Willem Kühne en Niko Langenhuijsen zeer actief in het vormgeven en uitdragen van de geïmproviseerde muziek in Nederland, vanuit Tilburg. Paradox, als een van de weinige grotere jazzpodia in Nederland, heeft daarbij vanaf begin jaren 80 een cruciale rol gespeeld. Zo ook het Brabants Conservatorium, waar Kühne en de zijnen tegen de stroom in een nieuwe opleiding wisten te realiseren met een specifieke inhoudelijke signatuur: het begeleiden en onderwijzen van improviserende musici vanuit het perspectief van de autodidact, met een stevige instrumentale en theoretische basis en met ruimte voor een heel persoonlijke ontwikkeling. Deze formule is de afgelopen 30 jaar doorgezet, opgerekt, en veranderd. De laatste jaren is de afdeling steeds kleiner geworden en werden we speelbal van ‘onderwijsvernieuwing’ en bureaucratie, waardoor we als afdeling eerst niet meer mochten bestaan (we werden onderdeel van InVo), en later weer wel. Bloed kruipt waar het niet gaan kan en de creatieve studenten en docenten deden wat ze wilden doen: muzikaal en instrumentaal ontwikkelen, onderzoeken, experimenteren.
Er zijn veel initiatieven en ideeën geopperd die de zichtbaarheid van de opleiding zouden moeten verbeteren. Maar intern werd er slecht gezorgd voor het profiel van de opleiding en was er nauwelijks aansturing op inhoudelijk beleid. Ook ontbrak lange tijd een curriculum dat werkelijk aansluit bij de noden van de hedendaagse improviserende musicus. Mijn indruk was steeds dat de afdeling Geïmproviseerde Muziek en Lichte Muziek, naast het succes van bijvoorbeeld de Muziektheater-afdeling, niet de aandacht en toewijding kreeg van de directie van het conservatorium die het nodig had. Dat het conservatorium onderdeel was van FHK, dat weer onder de hoede valt van Fontys-breed, heeft ook een top-down-structuur opgeleverd, die wat mij betreft dodelijk is gebleken voor een inhoud-gedreven directie. Deze bureaucratie heeft nu, naar het zich laat aanzien, de opleiding de nek omgedraaid.
Want wat nu gebeurt is, is wat mij betreft stuitend: terwijl de opleiding, zoals beschreven, aan zijn lot wordt overgelaten, wordt tegelijkertijd het kapitaal – te weten de docenten en studenten – respectievelijk ontslagen en veronachtzaamd. Daarbij is mij geen enkel inhoudelijk argument ter ore gekomen; slechts boekhoudkundige redenen zijn daarbij aangevoerd. Ik vind het stuitend dat noch de directie van het conservatorium, noch de directie van FHK zich sterk heeft willen maken voor het in stand houden van deze opleiding. Er is nagelaten om deze kleine school, met van oorsprong een sterke onderscheidende signatuur, te ondersteunen en voor het voetlicht te brengen. Ik vind dat het motto van Fontys onwaardig. Hieronder een citaat uit een recente uitnodiging voor een docentenbijeenkomst:
Fontys Hogeschool voor de Kunsten (FHK) streeft naar kwalitatieve en toekomstbestendige kunstopleidingen en waardeert de inzet en enorme betrokkenheid van haar studenten voor hetzelfde doel. FHK geeft met haar plannen onder meer uitvoering aan het landelijke sectorplan Kunstonderwijs in Nederland, waarin alle kunstopleidingen samen tot doel hebben gesteld de aansluiting van het kunstonderwijs op de werkvelden te optimaliseren, zowel kwalitatief als kwantitatief.
Vragen van het Akkoord gaan in op de invulling van de plannen van FHK met betrekking tot de Academie voor Muziek- en Musicaltheater, waarbij we willen benadrukken dat er geen sprake is van het sluiten van een opleiding of bezuinigingsplannen. Het enige doel is de kwaliteit van de opleiding voor nu en de toekomst te waarborgen. De plannen zijn tot stand gekomen in nauwe samenspraak met de medezeggenschapsraad, adviseurs van de opleiding en opleidingscommissie, gesprekken met werkveld en alumni. Een ook nu staan we graag open voor een constructieve en opbouwende dialoog.
Van wat hierboven beschreven staat heb ik in de afgelopen jaren maar weinig ondervonden, vooral waar het gaat om ‘…de aansluiting van het kunstonderwijs op de werkvelden te optimaliseren’. En met de huidige ontslagronde blijkt dat de FHK zijn eigen missie alleen daar wenst toe te passen waar het zakelijk gezien haalbaar is. Daar waar het moeilijk of kleinschalig is, zoals dat bij jazz- en geïmproviseerde muziek het geval is, haakt Fontys gemakshalve af. Daarbij schoffeert ze niet alleen mijzelf en een behoorlijk aantal gerespecteerde collega’s; ze gaat daarbij ook voorbij aan een delicaat samenspel tussen het werkveld in de stad Tilburg (met name muziekpodium Paradox), de studenten en docenten, en de opleiding. Door de opleiding zo’n slechte dienst te bewijzen met het wegsturen van een aantal belangrijke docenten, opgeteld bij de ogenschijnlijke desinteresse om naar buiten toe iets te willen uitstralen en op te bouwen, wordt het culturele klimaat in Tilburg, wat al te incasseren heeft, verder sterk negatief beïnvloed. Bovenstaande missie is in dit licht een holle frase.
Het docententeam is nu uitgedund of nog niet bekend, en er zijn steeds minder collega-studenten van niveau om je aan op te trekken, kortom: een onaantrekkelijke opleiding voor een enthousiast en leergierig muzikaal jong talent. Uit het aantal aanmeldingen blijkt al jaren dat dit inderdaad het geval is: dit jaar voor piano weer slechts drie. Op het conservatorium van Artez, waar ik ook aan master- en bachelor-studenten lesgeef, werd ik gecomplimenteerd met de aanmelding van maar liefst vijftien piano-studenten (dat waren er in de jaren ervoor gemiddeld zes), waarbij het winnen van de Buma Boy Edgar Prijs 2014 genoemd werd als een van de factoren. Dat Fontys niet ook heeft geprofiteerd van die prijs, bewijst mij eens te meer dat Fontys zich niet laat zien en geen aantrekkelijk alternatief biedt aan toekomstige studenten. Mij juist nu ontslag aanbieden – en met mij een aantal andere uitstekende docenten, musici die erg zichtbaar zijn in de Nederlandse muziekwereld – vind ik bedenkelijk. Het getuigt niet van een visie, noch van een gedrevenheid deze opleiding alsnog tot een succes te maken. Ons aanbieden om over een half jaar weer te komen lesgeven stelt evenmin gerust. Ook hieruit blijkt geen inhoudelijk beleid.
Na 15 dienstjaren ga ik weg met een slecht gevoel en met een grote zorg om het muziekklimaat in Tilburg. Fontys heeft een erfenis van de stad en daarmee een verantwoordelijkheid voor de stad en voor de mensen die er al jaren gepassioneerd musiceren, projecten ontwikkelen en cultuur maken. Ik vraag u daarom om de gestelde missie om te zetten in daden en die verantwoordelijkheid voor de stad en deze mensen waardig ter hand te nemen. Daarbij lijkt mij dat risico nemen en visie hebben essentiële componenten zijn. In Fontys-termen: Denk Groter!
Ik hoop dat u mijn zorgen ter harte neemt en wens u daarbij inspiratie en moed.
Met vriendelijke groet,
Jeroen van Vliet
Jeroen van Vliet (1965) staat bekend als een van de meest lyrische jazzpianisten van Nederland, een meester van de nuance en subtiliteit. Een musicus en componist die een sterk gevoel voor melodie en harmonie combineert met avontuur en experiment.
Hij maakte naam in de groepen van saxofonist Paul van Kemenade en bassist Eric van der Westen, en speelde met zijn Fender Rhodes vanaf het begin een onderscheidende rol in Eric Vloeimans’ Gatecrash.Na zijn North Sea Jazz Compositieopdracht in 2008 creëerde hij meer ruimte voor eigen projecten, zowel solo als voor zijn groepen Estafest (met violist Oene van Geel, gitarist Anton Goudsmit en saxofonist Mete Erker) en OGU (met gitarist Bram Stadhouders en drummer Etienne Nillesen). Cd-uitgaven van deze groepen oogstten uitsluitend lovende kritieken.
Bron: Buma Boy Edgarprijs
4 reacties
Voeg die van jou toe →Beste karen, werd Stranger than Paranoia dan wel gekoesterd door de wethouders…… Zie; http://www.smolderstilburg.nl/jazzmuziek-niet-verdwijnen-tilburg070215.html Zowel Fontys als het college van B&W in Tilburg hebben een flinke boterberg op hun hoofd!
Hier nou de schuld van geven aan de wethouders lijkt me niet terecht. Die gaan hier niet over, dit ligt echt bij de bestuurders van Fontys.
Voor kwaliteit lijkt geen toekomst in het culturele veld in Tilburg. Wel absurdisme en culturele incest. We hoeven blijkbaar niets meer te verwachten van de huidige bestuurders. Trouwens ook niet van de politiek die zelfs een bestuurscrisis over hadden voor hun geniale visie met Adje en zijn theater waardoor 3 wethouders moesten aftreden en burgemeester Vreeman de laan werd uitgestuurd. De belatingbetaler mocht de rekening betalen van meer dan 10 miljoen euro.
Het blijkt wel weer dat de Tilburgse gevestigde orde op cultuurgebied zich weinig aantrekken van de mening en adviezen van twee internationaal grote jazz muzikanten die de Tilburgse muziekscene heeft groot gebracht.
Na het niet serieus nemen van Boy Edgar prijswinnaar Paul van Kemenade eerder dit jaar nu valt de eer aan Boy Edgar prijswinnaar Jeroen van Vliet.
Wederom een geweldig staaltje van Tilburgse citymarketing , meneer de Ridder en mevrouw Henderix