In de vorige eeuw (wat klinkt dat lang geleden!) halverwege de jaren zestig waren er 1450 kruisverenigingen in Nederland. Vaak werkten deze kruisverenigingen met alleen-werkende wijkverpleegkundigen die bij mensen langs gingen als men zorg nodig had; na een ziekenhuisopname, bij de geboorte van een kind of voor andere medische handelingen.
U kunt zich voorstellen dat het behouden van 1450 kruisverenigingen veel geld kost. De maatschappij verandert, alsmede de behoefte van mensen, en daarom moest er opnieuw gekeken worden naar de vormgeving van deze kruisverenigingen, zodat er beter en meer ingespeeld kon worden op de zorgvraag van mensen. Vele kruisverenigingen fuseerden met gezinszorginstellingen en het aantal kruisverenigingen werd rond 1980 (vorige eeuw) teruggebracht naar 200. Het voordeel hiervan was dat er veel meer werd samengewerkt met andere zorgverleners, in samenwerkingsverbanden. De thuiszorg was geboren.
Als mensen hulp nodig hadden, gingen zij hiervoor tot 2007 naar het CIZ, het Centrum Indicatiestelling Zorg. In een gesprek met een medewerker werd dan duidelijk welke hulp nodig was om de regie te kunnen blijven behouden in de eigen leefomgeving.
Als u nu denkt dat het gemakkelijk was om zorg te krijgen, dan heeft u het mis. Mensen werd het hemd van het lijf gevraagd. Ik ben weleens bij zo’n gesprek aanwezig geweest voor mijn schoonouders en ik stond versteld van de vragen die gesteld werden, niet beseffend wat het een met het ander te maken had. Nu begrijp ik de samenhang beter.
Schoonmama is een trotse Tilburgse vrouw die het moeilijk vond om te accepteren dat ze bepaalde zaken niet meer zo goed zelf kon. Bij iedere vraag zei zij dat het goed ging en voor de medewerker van het CIZ was het lastig om te beoordelen welke hulp nu echt nodig was. Dan wendde de medewerker zich tot mij en ik vertelde haar dan hoe het werkelijk ging, zodat de medewerker van het CIZ zich een beter beeld kon vormen.
Anderzijds hoorde men ook vaak dat mensen hulp eisten omdat zij daar nu eenmaal recht op hadden. Welnu, ik vind dat een foute instelling. Als mensen in hun eigen kracht willen blijven staan en de regie over hun eigen leven willen blijven behouden, moeten ook zij zich afvragen of iets wel echt nodig is. Als het CIZ dan de indicatie geformuleerd had, kon men naar de gemeente toe om hulp op te starten.
Op 1 januari 2007 kwam de volgende grote verandering: de huishoudelijke verzorging werd afgesplitst van de financiële ‘thuiszorgpot’. Thuiszorg werd betaald uit de pot van de AWBZ (Algemene wet bijzondere ziektekosten). Verzorging, verpleging en begeleiding bleef onder de noemer van de AWBZ. Men had bedacht dat de huishoudelijke zorg uit een andere pot gefinancierd moest worden, namelijk vanuit de WMO (wet maatschappelijke ondersteuning).
Bedoeling van de invoering van deze wet was nu juist om mensen in hun eigen kracht te laten en hen te helpen met die zaken die moeilijker gingen. Kijken naar wat je wél nog zelf kan, in plaats van te kijken naar wat je niet meer kan. Door anders te gaan kijken naar zorg, kunnen mensen meer betrokken blijven bij de samenleving, althans, dat is de bedoeling. In eigen kracht staan betekent ook dat er samengewerkt wordt.
Ik durf gerust te stellen dat een goede thuishulp zijn of haar cliënten stimuleert om kleine dingen zelf te doen. “Goedemiddag mevrouw Pieterse, hoe gaat het met u? Zullen we samen even de woonkamer opruimen? Kunt u dan alvast stoffen daar waar u bij kan, dan zal ik de ramen lappen en daarna stofzuigen.” Althans, zo gaat het bij mij. Samen dingen doen is nu eenmaal veel gezelliger en zorgvragers voelen zich niet afgedankt omdat zij het niet meer kunnen maar zij voelen zich betrokken en gehoord. Door samen te werken, bereik je ook dat er wederzijds begrip en respect komt. Je krijgt belangstelling in elkaars leven.
Ik heb u in mijn introductiestukje verteld dat soms cliënten hun thuishulp meer vertellen dan hun eigen kinderen. Niet omdat zij hun kinderen niet vertrouwen, maar omdat zij hun kinderen niet willen belasten met hun kwaaltjes en gedachten. De ervaren thuishulpen onder ons kunnen boeken schrijven over de verhalen die hun cliënten vertellen; over “vruuger toen ik jong war”, maar ook over alledaagse zaken die in de maatschappij van nu spelen. Ouderen van nu, die de oorlog hebben meegemaakt, hebben een aparte zienswijze over de veranderingen in de maatschappij en dat levert leuke en interessante dialogen op. Hun zorgen over hun eenzaamheid, hun angst om thuis dood te gaan zonder dat iemand het merkt, niet altijd willen leunen op een ander en daardoor de grip kwijtrakend, delen zij vaak met de thuishulp. Meer zelf doen, meer zelf bepalen, dat was en is het motto van de WMO.
Een nadeel van dit systeem was de betaling van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage aan het CAK (Centraal Administratie Kantoor) wat nogal eens voor verwarring zorgde omdat het lang duurde voordat de administratieve molen begon te draaien en omdat de tijdslijnen van zorguren soms niet overeen kwamen met de daadwerkelijk verkregen zorguren, bijvoorbeeld in vakantieperiodes. Dan was het een ware puzzel om alles weer overzichtelijk te krijgen; zowel voor zorgvragers als voor zorgaanbieders.
Gebruikers van deze voorziening moesten naar de gemeente om een indicatie aan te vragen bij LoketZ, inmiddels een begrip in Tilburg. Daar werd vooral bepaald op hoeveel uurtjes huishoudelijke hulp de aanvrager kon rekenen. Ook werd er onderscheid gemaakt tussen ‘lichte’ zorgvragers en ‘zware’ zorgvragers; men keek niet alleen naar de grootte van het huis, maar ook of zorgvragers zelf nog in staat waren om een soort werkgeversrol op zich te nemen.
Kon de zorgvrager dat goed, met andere woorden, was de zorgvrager nog goed bij geest, dan kreeg hij of zij de indicatie HV1 (Huishoudelijke Verzorging 1). Kwamen er psychische problemen bij, bijvoorbeeld dementie, dan kreeg de aanvrager de indicatie HV2. Bij de laatste categorie kon er van uit worden gegaan dat men een ervaren thuishulp kreeg, die naast het huishoudelijke werk ook de cliënt goed in de gaten hield en signaleerde als iets mis dreigde te gaan of als de toestand zich verslechterde zodat de zorg indien nodig aangepast kon worden aan de behoefte van de cliënt.
In Tilburg veranderde er nog iets belangrijks; op 1 januari 2013 werd voor de huishoudelijke hulp dienstencheques ingevoerd. Dit systeem heeft voor klanten het voordeel dat je alleen betaalt voor de uren waar je ook echt zorg voor krijgt. Geen loze uurtjes meer, althans, als je het spel eerlijk speelt. Geen eigen bijdrage meer bij het CAK voor huishoudelijke hulp maar gewoon een maandelijkse rekening van 18K, het administratieve ondersteuningsbedrijf van de Diamant-groep.
Ook hier is de eigen bijdrage afhankelijk van het inkomen. De keerzijde van deze dienstencheque medaille is dat de verwerking van deze cheques nogal wat voeten in de aarde heeft. Het geeft meer bureaucratie. Wilden we daar niet vanaf?
Vooraleer de cheques verwerkt kunnen worden op de rekening die naar cliënten gestuurd wordt, gaan ze door heel wat handen; de thuishulp levert de cheque in bij zijn of haar thuiszorgorganisatie, alwaar men controleert of de ingeleverde cheques kloppen met de uren die in het eigen planningssysteem verwerkt zijn. Daarna worden de cheques gescand in het systeem van 18K en gearchiveerd.
Wordt de geboden hulp daar nu beter van? Welnee, wel omslachtiger. Het verschil tussen de lichte HV1 cliënten en zwaardere HV2 cliënten is er niet meer, wat in mijn bescheiden opinie juist slechter is. In mijn volgende stukjes zal ik hier dieper op ingaan om de gevolgen hiervan duidelijk te maken. Eigenlijk is de thuishulp met dit systeem gedegradeerd tot de poets, wat in mijn ogen niet fair is ten opzichte van mij en mijn collega’s die de benen onder hun derrière vandaan lopen om hun zorgvragers te assisteren bij de dagelijkse beslommeringen zoals huishouden, boodschappen, of doktersbezoeken.
De termen thuishulp A, thuishulp B en thuishulp C zijn verdwenen, het werk van de thuiszorg blijft hetzelfde: hulp bij huishouden, hulp en ondersteuning bij het douchen, aankleden en begeleiding, hulp bij medicatie. Alleen heet het nu thuishulp, helpende, verzorgende en wijkverpleegkundige. Alle veranderingen in de zorg hebben mijns inziens niet voor verheldering gezorgd, het zorgt voor verwarring, maar één ding is gelijk gebleven: de passie waarmee zorgmedewerkers anderen helpen!
1 reactie
Voeg die van jou toe →Onzin, ze weten niet meer waar ze staan met de invoer van de gemeente, de aanbieders niet en ook de huishoudelijke hulpen niet meer. Totale onduidelijkheid en onmacht niet wetende waar de plaats is van een huishoudelijke hulp. En ja het is wel poets een huishoudelijke hulp en niet voor de belangrijke dingen privé administratie die ze niets aan gaat. Nee het is er niet beter op geworden en dat ligt niet aan de hulp en de cliënten. Maar omdat er zoveel onduidelijk heid heerst omtrent de WMO in brede zin.