26-08-2009 | 1 | onbekend | ter plaatse | Wilde Gagel – Myrica gale | G de Kinderen | Rietveld Oost |
Een wat oudere waarneming maar eigenlijk voor Tilburg eo niet zo zeldzaam, gagel komt hier veelvuldig voor.
Zie hier de aantekeningen uit een 16e eeuws toponiemenboek over Tilburg:
Gagelveldt: DAT – weiland het Gagelveldt in die Gagelvelden aan de gemeijne dijck (Myrica gale L.), ook wel Possem, Brabantse mirt, luis- of vlooienkruid genoemd, is een struik die veel voorkomt en gedijt op voedselarme, vochtige en heide- en veengronden.
De bladeren en bloemknoppen werden in de middeleeuwen veel gebruikt als ingredient van gruit, een kruidenmengsel dat gebruikt werd bij het brouwen van bier en bedoeld was om het bier pit en smaak te geven.
Andere bestanddelen van de gruit waren . serpentien, rosemarijn, salie, anijs, thijm, duizendblad, hars, wijnruit en bekerkruid. Rembert Dodoens (Dodonaeus, ca. 1516-1585), arts en botanicus, schreef in zijn beroemde ‘Cruydeboeck’, een belangrijk naslagwerk over geneeskrachtige kruiden, met betrekking tot de gagel: (…) Het saedt van gagel is seer wann en droogh van aerdt tot scier in den derden graed De bladeren sijn ook warm en droogh, maer veel minder dan het saedt. De vrucht selve met eenighen drank inghenomen is hoofdigh ende de hersenen schadelijck. Daarom a dien het bier ghesoden oft daennede ghebrouwen word ’t welck op verscheiden plaetsen geschiet, dan is die dranck den hooft seer lastigh, in voegen dat hij het hooft seer ontstelt; end den mensche seer haest donken maeckt (…) Deze plant werd geplukt op de niet-ontgonnen moerassige gronden die het eigendomvan de landsheer waren gebleven, en die op grond hiervan dus recht had op een vergoeding, het zg pruiteeld. Tot de lle eeuw waren de landsheren hier mogelijk de heren van Bostel (-Randerode), waarna de heerlijkheid Tilburg overging op het geslacht der Giselberten (ca. 116o-ca 1250).
Na het (ogenschijnlijk) verdwijnen van de Giselberten kwam een deel van de heerlijkheid in bezit van de hertog van Brabant, die het in leen uitgaf aan leden van het geslacht Bac (Bacx), voormver deze niet reeds bepaalde delen als allodiaal goed bezaten. Net als land konden de hertog of de heren ook hun gruitrechten aan steden of personen verpachten, die hierdoor dan het alleenrecht bezaten tot het leveren van gruit. Zo had hertogin Johanna het gruitrecht van Tilburg verpacht aan Johannes de Jode. In een Bossche schepenakte van 1 februari 1395 beloven zeven aan die dijke inwoners van Tilburg en Goirle aan deze Johannes een zekere som te betalen waarop deze afstand doet van de gruit, dat in deze akte wordt aangeduidt als maheria villarum de Tilborch et de Goirle et totius jurisdictionis dicte dincbanc de lilborch et de Goerle. Uit twee akten (van 1347 en 1350) blijkt echter duidelijk dat het gruitrecht (fermenteit, d.w.z de gruittol) voor die tijd nog in handen was van Wim Bac van Broechoven (tussen 1342-1350), die in de eerste akte (1347) wordt aangeduid als WilmiFermentatoris’ (de gruiter) en in 1350 als Wilmi quondam dicti Gruyter‘? Deze Wiilem van Broechoven had het ‘Gruit van Broechoven’ verkregen van zijn vader Walterus Bac van Broechoven. Hieruit mogen we gevoeglijk concluderen dat ut Gagelveldt en de Gagelvelden 1331 deel uitmaakten van het Oude Gruit vanBroechoven. Daarnaast verkocht de hertog op zijn beurt de woeste gronden in het begin van de 14 eeuw (1329), samen met andere rechten, aan de inwoners van Tilburg en Goirle. In 1395 bevestigde hertogin Johanna deze rechten en stelde Zij hen bovendien vrij van gruitgeld en maaldwang. De Gemeijne Dijck 1241 is het Oude Beeksepad tussen Oude en Nieuwe Leij
(uit: Toponiemen uit de 16e eeuw)
Recente reacties