Gastbijdrage van Joop Moerkens en Willem Bongaarts. Joop Moerkens was werkzaam bij de Onderzoeksafdeling van de gemeente Tilburg, onder andere op het gebied van onderwijsstatistieken.
Willem Bongaarts was projectleider bij het voormalige Gebiedsteam West van de gemeente Tilburg en is oud-raadslid voor de PvdA in Tilburg.
Het huidige College van B&W (D66, SP, CDA, GroenLinks) heeft in 2014 een lokale Tilburgse Educatieve Agenda (TEA) uitgebracht, met als slagzin: ‘Tilburg brengt je verder’. Geen achterstandsbestrijding meer, maar talentontwikkeling van alle Tilburgse kinderen. Wij vragen ons af of dit wel terecht is. Brengt de TEA, voor zover uitgewerkt, alle kinderen wel verder?
De TEA, een beknopte vergelijking met de Haagse Educatieve Agenda
Tilburg is zeker niet de enige gemeente die bezig is met onderwijs (of dat pretendeert). De gemeente Den Haag heeft zijn Haagse Educatieve Agenda (HEA), en die straalt een behoorlijk hoog ambitieniveau uit. Het begint al met de titel, ‘Kwaliteit als Kompas’, en de ondertitel: ‘Werken aan uitstekend onderwijs in Den Haag’. Er volgen ook 10 concrete speerpunten: uitstekende leraren, meer brede buurtscholen, extra aandacht voor taal en rekenen, eerst een diploma halen, kans op een baan, zorg die bij je past, internationaal onderwijs, ouders helpen kinderen slagen, een goed schoolgebouw, minder regels voor de school.
De TEA toont dan toch een ander beeld: ‘De gemeente Tilburg maakt een kanteling van focus op achterstandsbestrijding naar (talent) ontwikkeling van alle kinderen en jongeren met oog voor de diversiteit en intensiteit van behoeftes’. Daaraan toevoegend dat ‘het benutten van de talenten van kinderen gebeurt in samenhang en samenwerking met alle hierbij betrokken partners (organisaties voor kinderopvang, onderwijsorganisaties en gemeente)’. En: ‘Samenwerken en eigenaarschap betekent ook dat recht wordt gedaan aan autonome verantwoordelijkheden van de betrokken partners’.
Krijgen die ‘autonome verantwoordelijkheden’ niet teveel nadruk?
Zo kreeg de Don Sarto/peuterspeelzaal Mees in 2014 van de Onderwijsinspectie het dringende advies een taaltoets in te voeren bij de kinderen die instromen. In 2005-2006 was zo’n toets in de Kruidenbuurt het signaal om verbeteracties in te zetten. Hadden kruisbestuiving en uitwisseling dit bij de Don Sarto niet eerder kunnen doen plaatsvinden?
Al met al, onze TEA is aan de wollige kant, niet erg concreet, niet erg gefocust, en ietwat vrijblijvend. Ze ademt een sfeer van bestaande kaders overeind houden in plaats van resultaten te willen boeken waar onze kinderen mee verder kunnen. Wie is nu eigenlijk verantwoordelijk voor wat? Wat willen we concreet bereikt hebben in 2018? En ook: talentenontwikkeling op zich is prima, maar wat als de startpositie bij een kind die ontplooiing ernstig belemmert?
Onderwijsachterstanden in de impulswijken, hoe staan die erbij?
Veel van de achterstanden zijn geconcentreerd, vaak ook gecumuleerd, in de impulswijken. Deze werden in 2008 door het toenmalige College aangewezen voor extra en aanhoudende investeringen voor een periode van 10 jaar, in vijf wijken, om de volgende drie doelstellingen te behalen:
- kinderen doen het goed op school en halen een diploma
- in ieder huishouden heeft een kostwinner
- iedereen in de impulswijken komt uit de armoede.
We beperken ons hier tot de eerste doelstelling. In de 8 jaar vanaf de start zijn er door de gemeente 11 voortgangsrapportages afgeleverd. Daarbij zijn overigens regelmatig indicatoren gewijzigd. Dat maakt vergelijken moeilijk. Voor de onderwijsdoelstelling gelden in de laatste versie (2014!) de volgende indicatoren:
- het aantal vroegtijdig schoolverlaters
- het hebben van zwakke of zeer zwakke scholen in onze stad
- wordt gekeken naar de resultaten van de voor- en vroegschoolse educatie
Het beeld rond deze indicatoren stemt niet vrolijk:
Ad 1: deze zijn niet substantieel gedaald. Tilburg zit rond de landelijke score, maar de daling in vanaf 2012 minder sterk dan b.v. in Eindhoven (Bureau BeBright, 14 oktober 2016 in het Brabants Dagblad)
Ad 2 : die zijn er inderdaad niet volgens onderwijsinspectie. Maar uitblinkers zitten er ook niet tussen.
Ad 3. Het college zegt dat hierover geen resultaten bekend zijn. M.a.w.: omtrent deze indicator tast de gemeente Tilburg in het duister.
Het is dus niet erg duidelijk of er überhaupt vooruitgang is geboekt op onderwijsgebied in de impulswijken. Wij vinden dat zorgelijk. De nuchtere realiteit is dat kansen in het leven nauw samen met het opleidingsniveau. Achterstanden beginnen al in de schoolbanken (of eerder), en zijn daarna moeilijk in te halen. Daarmee komen andere problemen snel in beeld: werkloosheid (van de ouders, maar mogelijk ook in de toekomst van de kinderen zelf), allerhande sociale en psychologische problematieken, armoede, criminaliteit, enz enz.
Reden te meer om concreet te kijken hoe het gesteld is met de basisscholen en de uitstroom die ze opleveren.
Geen tweedeling meer? De cijfers van de onderwijsinspectie.
Zonder iemand iets te kort te willen doen, wie verder wil leren moet minimaal VMBO-T hebben (de vroegere MAVO). Als we kijken naar de schooladviezen die basisscholen geven (bron: onderwijsinspectie, voor iedereen terug te vinden op de website www.scholenopdekaart.nl ), dan ontstaat het volgende beeld (meest recente gegevens per school, dat is meestal schooljaar 2012-2013):
Als we kijken naar de schooladviezen die worden gegeven, dan zien we duidelijk een tweedeling. Van de 55 Tilburgse basisscholen hebben er 32 minder dan 10 % aan gewichtsleerlingen, en het overgrote gedeelte daarvan geeft 80 % of meer van de uitstroom het schaaladvies VMBO-T of hoger mee. De overige basisscholen hebben 10 % of meer aan gewichtsleerlingen, en zitten qua niveau van schooladviezen duidelijk lager. Een substantieel deel van deze scholen komt niet boven de 60 % uit. Let wel: deze groep is goed voor ongeveer een derde van de Tilburgse basisschoolleerlingen, het gaat om een substantiële categorie.
Het beeld is zeker niet zwart-wit: sommige scholen met hoge percentages gewichtsleerlingen (een of beide ouders hebben alleen lager onderwijs gehad, of LBO, of minder dan 2 jaar vervolgonderwijs in een andere richting) scoren behoorlijk hoog qua niveau van de schooladviezen. In de andere helft van het spectrum scoort een aantal scholen duidelijk lager.
Wij willen geen enkele school of leerkracht te kort doen. Veel kinderen starten de basisschool met twee jaar taalachterstand. Dat inhalen is geen kleinigheid. De werkelijkheid op de grond is weerbarstig, en scholen worstelen met het toch wel erg brede wensenpakket van ouders en samenleving. Wat doen de scholen goed die ondanks een moeilijke leerlingvoorraad toch behoorlijke eindresultaten weten neer te zetten, en eruit weten te halen wat erin zit? Wat kunnen we hiervan leren?
Grootte van de scholen, en de witte vlucht.
We zien dus een duidelijke tweedeling, maar als we verder inzoomen is er meer aan de hand.
De Tilburgse basisscholen zijn bepaald geen statisch geheel. In 2001-2002 waren het er 57. In 2015-2016 zijn dat er 55. Nieuw zijn de Pendula, Yore, Klinkers en Boemerang (de laatste twee in de Reeshof). Verdwenen zijn: Andreasschool, Goirke, Zuiderlicht, Loven, Merlijn en de Julianaschool. Met name in de Oude stad (het gebied binnen de Ringbanen) is het aantal scholen duidelijk afgenomen.
Een groot deel van de verschuivingen is goed verklaarbaar: minder kinderen in de oude stad, terwijl de Reeshof de meest kinderrijke wijk van de stad is (waarbij de oude stukken van de Reeshof inmiddels aan het krimpen zijn: kleine kinderen worden groot).
Het aantal leerlingen per school loopt sterk uiteen: van 87 (Yore) tot aantallen ver boven de 400 (of zelfs 500 of 600). In de nieuwe stukken van de Reeshof is dat demografisch goed te verklaren: er wonen simpelweg veel kinderen.
Bij een vijftal andere grote basisscholen ligt dat anders: De Stappen, De Elzen, Hazennest, Christoffel en de Jan Ligthart Rendierhof. Zij halen hun hoge aantallen leerlingen niet zozeer uit de omringende buurten, maar uit veel grotere voedingsgebieden.
Hazennest betrekt zijn leerlingen uit geheel Noord (ook Stokhasselt en Heikant), De Stappen uit een groot gedeelte van Oud Noord, de Christoffel heeft de nodige leerlingen uit het westelijk deel van de Oude Stad, de Elzen uit de gehele oude stad, de JL Rendiefhof bestrijkt grote delen van Reit-Zand-Wandelbos (en heeft ook leerlingen uit de Hasselt en de Bouwmeestersbuurt). Het zijn bovendien witte scholen, met lage percentages gewichtsleerlingen.
Andere scholen in die gebieden zijn meestal een stuk kleiner, met hoge percentages gewichtenleerlingen. Zeker in Noord, Zand-Wandelbos en Groenewoud zijn die goed te verklaren: er wonen veel allochtone kinderen met laag opgeleide ouders. Echter: de spreidingsgebieden van die scholen zijn veel kleiner. En: de witte kinderen uit die gebieden gaan in de meeste gevallen naar de vijf grote scholen uit de vorige alinea. Kennelijk hebben ouders onvoldoende vertrouwen in de dichtsbijzijnde basisschool voor goed onderwijs aan hun kinderen. Uiteraard is hun wens dat hun kinderen het best mogelijke onderwijs krijgen legitiem. Kinderen zijn geen sociaal experiment (aldus Femke Halsema, voormalig politica van Groen Links).
Hoe verder?
Onze conclusie luidt: ongeveer een derde van de Tilburgse basisschoolleerlingen heeft duidelijk mindere kansen dan de rest. Dat is een voedingsbodem voor achterstanden en maatschappelijke en andere problemen. Hoe taai de werkelijkheid ook is, die negeren is struisvogelpolitiek.
Onderwijs is te belangrijk om uit te gaan van ‘Hier gaan wij als gemeente niet over’. Er is wel degelijk reden om, anders dan de TEA nu doet, op onderwijsachterstanden te focussen. Vooral die scholen die ondanks een moeilijke leerlingenpopulatie toch goede resultaten boeken, zijn dan belangrijke voorbeelden voor de rest. Laten we ons focussen op concrete resultaten. Aan de zoveelste locatieplannen van de TEA hebben de kinderen om wie het gaat helemaal niets.
Een eerste stap kan zijn dat de gemeenteraad bij de komende behandeling van de Begroting 2017 het College, en met name de wethouder Onderwijs van onderwijspartij D66 oproept om de uitwisseling van ervaringen tussen scholen op gang te brengen. Voor onze kinderen, om ze vooruit te helpen, ook als hun startpositie niet zo rooskleurig is.