Terwijl ik afgelopen woensdag zat te schrijven aan een nieuw toneelstuk, lekker in het zonnetje op een bankje bij de Piushaven, kwam er een man naast me, aan de andere kant van het bankje zitten.
Hij had een plastic tas van de Albert Heijn bij zich en zo te zien een aantal halve-liters pils erin. Hij trok een blikje open en mummelde wat.
Gezien de haveloosheid van zijn uiterlijk dacht ik in eerste instantie met een zwerver van doen te hebben.
Ik raapte mijn moed bij elkaar en zei hem dat hij klonk alsof hij er al een paar te veel op had. Dat moet je durven, anders spreek je binnen de kortste keren niemand meer aan en leef je niet met mensen, maar langs ze heen.
Hij sprak, een beetje onduidelijk en nog steeds met die schijnbare dubbele tong: “Ja, dat denken veel mensen, maar dat is niet zo. Dit hier is mijn eerste biertje. Wat, mijn stem? Ik heb epilepsie. Dat verlamt mijn tong soms een beetje.”
Maar toch…
Ik voel een lichte aarzeling om het gesprek een echt gesprek te laten worden. Terecht en onterecht.
Rick (53), zoals ik hem hier maar even noem, aangezien hij anoniem wil blijven, hééft namelijk gezworven. En niet alleen op de Nederlandse straten, maar over de gehele wereld. Via een toenmalige vriend, Jan, was Rick, oorspronkelijk uit Rotterdam afkomstig, op een zeilboot naar Australië getogen, alwaar hij een jaar of zes verbleef. De reis voerde hem verder nog: naar onder meer India en de Verenigde Staten.
Al die tijd en langer, dertig jaar, was Rick verslaafd. Aan heroïne en cocaïne. Momenteel slikt hij nog methadon om van zijn verslaving af te komen. Aan geld – hij heeft een kleine WAO-uitkering, kwam hij door onder meer koffie te stelen. “In die tijd, zo eind jaren zeventig, was koffie behoorlijk duur. Dus ik jatte het in supermarkten, een stuk of vier pakken per keer en verkocht het onderhands door. Aangezien het, ook toen al, wemelde van de supermarkten kon ik, na een paar weken, gerust weer in diezelfde supermarkt op jacht.”
Allengs het gesprek vordert – ik ben gaandeweg, onder meer vanwege het inmiddels aangevangen spitsuur, wat dichter bij hem in de buurt gaan zitten – wordt Rick steeds openhartiger.
Hij vertelt over zijn zoon die aan de HVO studeert (niet HAVO) en diens moeder, die na jaren van verwijdering de laatste tijd weer toenadering zoekt, over zijn appartementje in Zuid, dat – het klinkt zo vanzelfsprekend van alle gemakken en “stapels aan DVD’s” is voorzien. En over zijn woeste leven vol fouten, waarmee hij generaties na hem graag wil waarschuwen. “Om niet dezelfde fouten te maken als ik.”
Ik suggereer hem dat hij, met zijn leven, ooit zijn kleinkinderen zal kunnen boeien. Hij glimlacht even, weigert de koffie – uit een meegenomen thermos-fles – en pakt zijn tweede blikje uit de plastic tas. Dat blikje gaat in een wat hoger tempo naar binnen.
Dan staat hij op. Ik loop mee. We moeten toch dezelfde kant op. We lopen gezamenlijk de Piushaven uit, tot Rick halt houdt en vraagt of ik met hem mee ga naar de Albert Heijn. Ik weiger vriendelijk. Er staat eten te wachten voor mijn rommelende maag.
Op weg naar huis laat ik zijn verhaal nog eens door mijn hoofd gaan. Zwerver, dronkenlap, zelfkant-figuur, eenzaat?
Dan schud ik het hokje waarin ik hem aan het stoppen ben van me af. Wat maakt het uit? Interessant figuur in elk geval om een praatje mee te maken. Niet meer, maar ook niet minder.
Toch vraag ik me nog, met een kwinkslag, af: wat gaat hij nu kopen? Nieuwe halve liters of toch maar een pak koffie…?
Recente reacties