Dat een dokter ook niet alles kan, is ons bekend. Met enige regelmaat valt in de kranten te lezen hoe dr. Zus en verpleegster Zo een fout medicijn toediende of het verkeerde been afzette. Maar als de heren en dames Zielenknijper per ongeluk het ‘goede’ been laten zitten, hoor je zelden iets. Een verslag.
Onlangs stopte ik met mijn anti-depressiva en merkte dat ik daar alleen maar gelukkiger van werd. Dat verbaasde me, want ik was toch oorspronkelijk door mijn behandelaars gediagnosticeerd als zijnde depressief. Waarom was ik daar dan niet (chemisch) gelukkig van geworden? Dat zette tot nadenken, piekeren zelfs; was ik ooit eigenlijk depressief geweest (ik schreef destijds behoorlijk optimistische, zelfs vrolijke teksten) en hadden zij me dat niet kunnen vertellen toen men eenmaal de diagnose: autisme had gesteld. Ik mailde mijn eerste behandelaar, maar die reageerde helemaal niet. Ik werd regelrecht wantrouwig; in de kranten lees je ook zelden over verkeerde diagnoses, terwijl er op internet tientallen gevallen te vinden zijn over verkeerde ingrepen in het lichaam, waar dan straffen of zelfs zelfmoord door de cliënt op volgen. Dus waarom in de geestelijke gezondheidszorg niet?
Zoals Jan van de Water, tegenwoordig beplakt met het etiketje PDD-NOS (een vorm van autisme). Jan was werkzaam als stagiair toen hij psychotisch werd: “Ik kon gezichten niet goed lezen – zoals bij autisme heel gewoon is – en werd wantrouwig naar mijn omgeving, begon zelfs in complotten te denken en werd uiteindelijk ‘keipsychotisch’ opgenomen. Daar constateerde men al heel vroeg dat ik psychotisch was en niet veel later dat ik waarschijnlijk leed aan schizofrenie.” De zeven jaren die volgden waren “een hele zware tijd” en Jan, zwaar onder de medicijnen, doorstond zijn leven maar moeilijk. Vooral was hij bang, dat – heel gangbaar in de wereld van de schizofrenie – zijn psychose terug zou keren. Dat dat niet hoefde, daar kwam hij pas veel later achter. Op een gegeven moment, hij was toen rond de leeftijd van Christus, suggereerde zijn nieuwe behandelaar het gebruik van anti-depressiva en nadat dat goed aansloeg, voorzichtig dat de oorspronkelijke diagnose eigenlijk helemaal niet klopte. Deze behandelaar had enige kennis van autisme en het duurde uiteindelijk niet lang tot deze en anderen tot de voorlopige eindconclusie: autisme kwamen. Maar waarom dan eerst de foute conclusie?
Carolien Appels – Van Lier van het Tilburgse Team Zuid van GGZ-Breburg vindt het moeilijk om deze vraag te beantwoorden: “Juist omdat het antwoord niet zo simpel is. Ten eerste werken we hier bij het GGZ met zogenaamde proces-diagnoses. In het begin, als een cliënt bij ons komt met een klacht, dan moeten wij volgens het protocol al vrij snel tot een voorlopige diagnose komen. Later kan die nog gewijzigd worden als het plaatje, door gesprekken met de cliënt en soms de omgeving, wat completer wordt gemaakt. Maar er is dus altijd een eerste diagnose.
In het geval van autisme, zou je kunnen zeggen dat destijds, toen jouw en zijn diagnose gesteld werd, de psychiatrie nog jong was en dus ook niet alles wist.
Kijk, autisme en zelfs Asperger is al heel lang bekend. Onder kinderen, niet onder volwassenen. Het besef dat het ook bij volwassenen voorkwam, kwam pas veel later. Ook speelt mee dat volwassenen met autisme vaak een hoge intelligentie bezitten, waardoor de kenmerken van hun autisme ondergesneeuwd worden door jaren van ervaring. Het valt daardoor bij volwassenen veel moeilijker te detecteren. En verder is het überhaupt heel moeilijk om etiketten te plakken op mensen waar het de geestelijke gezondheid betreft. Als iemand zijn been breekt, kun je dat op de foto zien. Als iemand daarentegen iets geestelijks mankeert, kun je dat veel moeilijker zien. Je kunt nu eenmaal geen röntgenfoto maken van de geest.”
Nu, vele jaren na de oorspronkelijke diagnose, is Jan heel gelukkig met zijn huidige etiketje: “De kwartjes zijn gevallen en nu ik het weet, kan ik het ook breder zien. Natuurlijk, ik ben een beetje teleurgesteld in mijn oorspronkelijke behandelaars die een beetje met oogkleppen opliepen, maar ach, dat zijn ook maar mensen. Bovendien, ik zie het nu ook in mijn omgeving: mijn moeder heeft hoogstwaarschijnlijk ook autisme en mijn pa heeft ADHD. Ik heb ‘gelukkig’ autisme, want nu zie ik de kans niet zo groot meer dat ik nog een psychose krijg en juist dat heeft er in gehakt bij mij. Ik ben eigenlijk nu een heel tevreden mens.”
De naam Jan van de Water is op verzoek verzonnen.
2 reacties
Voeg die van jou toe →Op 2 september 2002 moest ik van mijn mentrix Marijke Staleman naar de psycholoog. De psycholoog heet Tanja Kuut en is even oud als mij. Tanja vraagt of ik in de toekomst kan kijken. Ik zei nee, ik kan niet in de toekomst kijken, vervolgens vraagt ze of ik weleens dingen heb gezien die er niet zijn, ze vraagt of ik weleens in mezelf praat, ze besluit de vragensessie met de vraag of ik stemmen hoor. Ik vond de vragen maar raar. Tanja Kuut schrijft heimelijk in mijn dossier dat ik gescholden heb in de groep en dat ik mogelijk schizofreen ben. Toen begon alle ellende, dwangmedicatie, gewelddadigheden door niet-BIG-geregistreerd personeel die mij in een isoleercel werken. Vertrouwelijke gesprekken die zelfs bij de receptioniste van de instelling bekend zijn door geroddel van het niet-BIG-geregistreerd personeel. Pesterijen van basis artsen, psychologen en psychiaters, pesterijen woorden als psychoses die te pas en te onpas voorkomen in mijn dossier. De klachtencommissie die drie jaar doet over een klachtbehandeling, een dossier waar de schriftelijke verslagen onvolledig zijn. Ik sta er mee op en ik ga ermee naar bed. Ik heb de hoop verloren na twintig jaar het onrecht goed te krijgen. Ik wil met die pijn niet meer verder leven.
Op 2 september 2002 moest ik van mijn mentrix Marijke Staleman naar de psycholoog. De psycholoog heet Tanja Kuut en is even oud als mij. Tanja vraagt of ik in de toekomst kan kijken. Ik zei nee, ik kan niet in de toekomst kijken, vervolgens vraagt ze of ik weleens dingen heb gezien die er niet zijn, ze vraagt of ik weleens in mezelf praat, ze besluit de vragensessie met de vraag of ik stemmen hoor. Ik vond de vragen maar raar. Tanja Kuut schrijft heimelijk in mijn dossier dat ik gescholden heb in de groep en dat ik mogelijk schizofreen ben. Toen begon alle ellende, dwangmedicatie, gewelddadigheden door niet-BIG-geristreerd personeel die mij in een isoleercel werken. Vertrouwelijke gesprekken die zelfs bij de receptioniste van de instelling bekend zijn door geroddel van het niet-BIG-geregistreerd personeel. Pesterijen van basis artsen, psychologen en psychiaters, pesterijen woorden als psychoses die te pas en te onpas voorkomen in mijn dossier. De klachtencommissie die drie jaar doet over een klachtbehandeling, een dossier waar de schriftelijke verslagen onvolledig zijn. Ik sta er mee op en ik ga ermee naar bed. Ik heb de hoop verloren na twintig jaar het onrecht goed te krijgen. Ik wil met die pijn niet meer verder leven.