Een rompertje als kerstgeschenk

Gastbijdrage van Hein van der Schoot.

Een Tilburgs kerstverhaal uit 2008.

Na een lange tocht waren Sjef en Marie aangekomen in Tilburg. Sjef kende de stad uit zijn jeugd bijna niet terug. Wat was er veel veranderd. ‘Het lijkt wel alsof heel Tilburg op de schop gaat’, zei hij tegen zijn vrouw, terwijl ze het hoofdplein overstaken, dat kennelijk geheel opnieuw werd ingericht. Sjef herinnerde zich dat hier een indrukwekkende, eeuwenoude boom had gestaan. Op die plek stond nu een bord met de tekst: ‘T bouwt verder’.

De stad maakte zich kennelijk op voor een feest. Overal waren lampjes opgehangen en klonk uit luidsprekers muziek om mensen in de stemming te brengen. Aan een voorbijganger vroeg Sjef waar hij en zijn vrouw onderdak zouden kunnen vinden. Hij vertelde dat ze een vermoeiende reis achter de rug hadden, dat zijn vrouw in verwachting was en dat de hotels, waar hij naar een kamer had geïnformeerd, vol zaten.
‘In deze tijd van het jaar kom je waarschijnlijk nergens binnen als je niet hebt gereserveerd’, antwoordde de man, ‘maar je zou eens kunnen informeren bij loket 013. Misschien dat ze jullie daar kunnen helpen. Het is in het zwarte gebouw om de hoek.’

Hier kregen Sjef en Marie te horen dat het helaas onmogelijk was zo kort voor sluitingstijd iets te regelen. De aardige juffrouw achter de balie raadde hen aan om vooral verder te zoeken en mochten ze bot vangen, na het weekend terug te komen. Ze had met het paar te doen, vooral met de hoogzwangere Marie, en overhandigde daarom, als blijk van medeleven, een rompertje met daarop vetgedrukt: ‘T baby 2009’.
‘Deze grappige rompertjes zullen in het komende jubeljaar gratis worden uitgedeeld aan kersverse ouders. We vieren dan dat Tilburg 200 jaar stadsrechten heeft. Maar jullie krijgen er nu al een.’

Toen Sjef en Marie weer buiten kwamen begon het juist te miezeren. Vies kliederweer was het en nu de winkels de deuren sloten werd het snel stil in de straten. De miezer ging over in regen en een gure wind stak op. Het paar besloot te schuilen op de plaats waar ’n straat onder een langgerekt flatgebouw doorging. Het was een tochtige plek, maar hier stonden ze tenminste droog.
Op dat moment kwam een persoon met ’n zwerverachtig voorkomen naar hen toe gelopen. ‘Nen halve euro asteblief’, zei de man. Sjef gaf een aalmoes en vroeg waar hij en zijn vrouw konden overnachten. De bedelaar zou misschien een geschikte plek weten om de nacht door te brengen? De tijd drong want het was al donker aan het worden.
‘Dan moet je bij Pater Poels zijn’, was het antwoord. ‘We noemen hem ook wel de broodpater, want hij brengt elke dag, of beter gezegd iedere nacht, brood aan huis bij mensen die niet rondkomen. Hij staat voor iedereen klaar en heeft vast een bed voor jullie. Ik zal uitleggen hoe je er komt.’

Die nacht werd in het opvanghuis van Pater Poels het Christuskind geboren.

Geef een reactie