Naar aanleiding van het verbod om in de Binnenstad clubkleding te dragen van een motorclub, heeft de LST schriftelijk vragen gesteld aan het college. Dit verbod, dat per 1 mei is ingegaan, heeft in het gehele land veel discussie teweeg gebracht over de morele en juridische houdbaarheid van deze maatregel.
De LST wil onder meer weten of de burgemeester, als korpsbeheerder van de politie, het verbod op het dragen van motorclubjacks belangrijker vindt dan andere criminaliteit, zoals woninginbraak en roof overvallen en of de burgemeester wel zeker weet of hij het dragen van motorclubjacks juridisch kan en mag verbieden.
Ook volgens een artikel op de website van het NRC Handelsblad begeeft burgemeester Noordanus zich hiermee op glad ijs. Burgemeester Bernt Schneiders van Haarlem (PvdA), voorzitter van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, zei tegen het NRC: “Burgemeesters dreigen door te schieten in hun maatregelen tegen motorclubs. Het is daarom begrijpelijk dat motorrijders klagen over criminalisering van hun activiteiten door politici en bestuurders.” Maar hij vindt ook dat hier de verantwoordelijkheid ligt bij de minister van Justitie, Ivo Opstelten: “Burgemeesters komen in de frontlinie te staan, en dat is niet goed. De minister van Justitie zou voor duidelijkheid moeten zorgen wat wel en niet mag.”
Daarnaast wil de LST graag weten wat de burgemeester vindt van witteboordencriminaliteit. Onder andere of hij vindt dat deze vorm van criminaliteit gezagsondermijnend is en aangepakt moet worden en zo ja, of de burgemeester dit dan ook gaat doen.
Volgens de LST lijkt de criminaliteit onder ‘witte boorden’, zoals hoge functionarissen bij banken, verzekeraars en de (semi-)overheid onaantastbaar omdat deze mensen vaak wegkomen met een berisping of zelfs hun straf mogen afkopen waardoor ze geen strafblad krijgen. In de vragen aan de burgemeester wordt de aanpak van deze vorm van criminaliteit vergeleken met de aanpak van motorclubs, waarbij de LST dat laatste benoemt als symbool-politiek.
Recente reacties