“Miel Blok is Tilburger en auteur van het boek ‘Ik ben mijn beste vriend‘. Hij heeft een wekelijkse column op Tilburgers.nl. Daarnaast is hij eigenaar van communicatiebureau ’t Schrijfblok. “
Zondagmiddag is van oudsher een moment om het rustig aan te doen. Sterker, het is eigenlijk gewoon prima om dan he-le-maal niets te doen. Een Christen ben ik niet en word ik ook nooit. Maar zondag als rustdag neem ik graag over. Als ware het heilig. Heel af en toe valt mijn heilige zondagshuisje om. Dan onderneem ik iets anders dan op de bank liggen en nadenken over alles wat het leven heeft te bieden of juist ontbeert. Afgelopen zondag was zo’n dag. Geen bank, maar buitenlucht. Met een bezoek aan De Oliemeulen. Een ideetje van mijn vriendin. Voetbal mocht geen excuus zijn, want het winterreces was nog niet afgelopen. Iets anders kon ik niet bedenken. Op naar de Reitse Hoevenstraat! Naar de leukste dierentuin van Tilburg. Om daar toch weer tot een belangrijke levensvraag te komen. Wanneer houdt het nut van al die lessen Latijn die ik ooit heb genoten, definitief op?

Nog nooit in mijn steeds aanzienlijk langere leven was ik bij De Oliemeulen geweest. Terwijl het toch echt binnen de Tilburgse stadsgrenzen ligt. Op een minuut of tien fietsen. Meer is het niet. Minder ook niet, dus we namen de auto. Zondag bleef zo toch nog een beetje zondag. We liepen binnen en zagen direct waar het dierenparkje bekend door is geworden: de reptielen en amfibieën. In kleine en iets minder kleine glazen huisjes genoten ze van hun rustdag. De groepjes gapende mensen namen ze voor lief. Ik nam mezelf meteen voor om eens terug te gaan op een werkdag. Misschien zijn ze dan iets actiever. Het deed niets af aan de omvangrijke verzameling giftige of bijtgrage beestjes en beesten. Vooral de gestreepte pijlgifkikker trok mijn aandacht. Nog geen duim lang en in allerlei vrolijke kleurtjes voorhanden. Af en toe stiekem kwakend. Of boerend, als ware ze voetbal aan het kijken met bier en bitterballen. Op zondag. Nog boeiender dan de tropische Kermits, vond ik de bordjes die aanduidden wat hun officiële naam was en waar ze in het vrij rondsprongen. Phyllobates Vittatus. Mooi Latijn is niet lelijk!
Het was de doodsteek voor mijn bezoek aan De Oliemeulen. De benaming van de dieren in het Latijn. Hoe zou dat in de toekomst werken? Latijn zorgt al een tijdje niet meer voor nieuwe woorden. De makke van een dode taal. En wij, mensen, blijven maar nieuwe dingen bedenken en maken. Wanneer zou het moment komen dat we robots zo autonoom functionerend hebben gemaakt, dat ze zichzelf gaan voortplanten? En evolueren? Stel je voor… We hebben net wat roestvrij stalen kikkers uitgevonden en in het wild vrijgelaten. Generaties later hebben ze mooie schutkleuren aangenomen en zijn ze giftig geworden bij aanraking. Dan staan we mooi te kijken met onze benamingen. Phyllobates Vittatus Robotus? Dat houdt toch geen stand? Dan is Latijn echt officieel dood. Alle plaatjes in De Oliemeulen kunnen dan de prullenmand in. Sterker: om de uniformiteit te bewaren, zal iemand het hele Latijnse dierennamenboek moeten gaan herschrijven. Maar in welke taal?
In gedachten verzonken, had ik inmiddels driekwart van het dierentuintje in Tilburg-West doorkruist zonder nog iets op te merken. Totdat ik een dame met schelle stem hoorde roepen: “Dit is Pino, onze kalkoengier. Hij denkt dat ik zijn moeder ben, omdat we hem na zijn geboorte weg moesten halen bij zijn biologische moeder.” Ik keek naar het gezicht van de jongedame en kon niet anders dan nog een reden verzinnen waarom Pino dacht dat zij zijn moeder was. Haar kraaloogjes en kromme haakneus verwarden de jonge vogel ongetwijfeld ook ietwat. Wat zou Pino’s internationale soortaanduiding in de toekomst worden? Cathartes Aura zou dan zijn verdwenen. Pino zou eens moeten weten. Hij zou ongetwijfeld net zo verward raken als ik was. Zo werd een rustige zondagmiddag een ervaring die me nu nog steeds bezighoudt. Ik ben erg gesteld op orde. Maar waar blijft die als Phyllobates Vittatus straks in een RVS-versie door Costa Rica stuitert en vergiftigt? Komende zondag weet ik wel wat ik doe. Ik start mijn dag in een trainingsbroek op de bank. En blijf daar de rest van de dag liggen. Gezellige uitjes zijn geweldig. Maar ze zorgen iedere keer weer voor een erg onrustig gevoel in mijn hoofd. Misschien kan iemand een lichtmetalen versie van mij uitvinden? Miel Blok Robotus? Hij brengt de rustdagactiviteiten vast tot een beter eind dan ik.
2 reacties
Voeg die van jou toe →“ego quoque nescio quid hic scriptum est”
Een aardig stukje, maar helaas is het in de kern helemaal fout. Blok suggereert immers dat Latijn als dode taal “niet meer voor nieuwe woorden” zorgt. De Latijnse namen voor planten en dieren zijn immers allemaal ‘bedacht’ nádat het Latijn als spreektaal uitgestorven was. We hebben die Latijnse namen te danken aan mensen als de Zweed (sic) Carolus Linnaeus, die geldt als een van de grondleggers van de botanische en zoölogische nomenclatuur. Linnaeus leefde van 1707 tot 1778, dus láng na het uiteenvallen van het Romeinse Rijk. Nieuw ontdekte planten- en dierensoorten krijgen derhalve gewoon een nieuwe Latijnse naam, gebaseerd op die nomenclatuur.
Bovendien zegt Blok geen Christen te zijn en dat ook niet te worden. Laat mij hem dan verklappen dat het kerklatijn óók nog steeds niet dood is. Gloria in excelsis Deo!
Ik zeg op zondag altijd tegen mijn 3 Feminae, als ik net lekker lig te lamballen in mijn zondagse joggingbroek die nimmer harder liep dan een op volle snelheid voortkruipende Aplexa Hypnorum, dat ik hier in onze prachtige edoch verwilderde Hortulus Strabi ook wel een Agalychnis Callidryas kan vinden en bekijken!! Laat ze maar lekker zelf gaan.
“Nullus recessus, nulla deditio, nullum talitrum”
Cogito, ergo sum
Twannius