Jean-Paul Korst heeft een enorme passie: het weer. Behalve op zijn eigen weerblog, is hij weerman voor onder andere het weekblad Groot Eindhoven en Radio MagnifiQue.
Elke koude winter telt wel één of meer opmerkelijk koude periodes, waarin het op een aantal plaatsen tot strenge vorst komt en de laagste temperaturen van de hele winter worden gemeten. Dat gebeurt meestal nadat er een dik pak sneeuw is gevallen en het onder een heldere hemel flink kan afkoelen. Nederland heeft sinds afgelopen weekeinde te maken met een heuse koudegolf. Een landelijke koudegolf is volgens meteorologen een opeenvolging in De Bilt van minimaal vijf ijsdagen (maximumtemperatuur lager dan 0,0 graden), waarvan tenminste drie dagen met strenge vorst (minimumtemperatuur lager dan -10,0 graden). Sinds maandag 30 januari is de maximumtemperatuur in De Bilt niet meer boven het vriespunt gekomen en op 3, 4 en 5 februari was de minimumtemperatuur beneden de -10 graden en daarmee werd de koudegolf officieel. Het einde van de huidige koudegolf is voorlopig niet in zicht en houdt tot begin volgende week aan.
De koudegolf is de eerste van deze eeuw en de 33e sinds 1901. De winter van 1947 heeft de langste koudegolf (21 dagen) op zijn naam staan. Opmerkelijk was de barre winter van 1963 die alleen al vier koudegolven telde met een totale duur van 27 dagen. De vroegste koudegolf begon op 3 december (1902 en 1925), de laatste op 2 maart (1971). Acht van de 15 Elfstedentochten die zijn verreden sinds 1909 werden georganiseerd tijdens een koudegolf volgens bovenstaande definitie. Vijf tochten werden net voor of na een koudegolf georganiseerd. Slechts twee tochten werden verreden in winters zonder koudegolf (1912 en 1941).
De koudste koudegolven hadden een gemiddelde etmaaltemperatuur van -10,0 graden of lager. De koudste was die uit 1908 (27 t/m 31 december) met een gemiddelde van -10,5°C, maar die koudegolf duurde slechts vijf dagen. De koudegolf die duurde van 31 december 1978 tot en met 6 januari 1979 was imposanter met een gemiddelde over deze zeven dagen van -10,2°C, maar de topper is de koudegolf van 11 tot en met 19 februari 1929, die over deze negen dagen een gemiddelde van -10,1°C had opgeleverd. Een week lang vroor het hier elke dag zeer streng, meer dan 15 graden onder nul. In Winterswijk werd op 14 februari van dat jaar -21,5°C gemeten, maar ook Limburg en Brabant deden deze keer mee met de kou: Sittard met -21,4 en Gemert met -20,7°C.
Vier koudegolven duurde (veel) langer en hebben daardoor ook veel meer kou opgeleverd, maar scoorden qua gemiddelde temperatuur lager. De absolute topper is eigenlijk wel de koudegolf uit 1942, die maar liefst 18 dagen duurde van 10 tot en met 27 januari en die een gemiddelde temperatuur van -9,6°C opleverde. Vooral vanaf de 18e was het steenkoud, want tot en met de 27e werd een gemiddelde etmaaltemperatuur gemeten van -11,3°C. Het was de koudste periode ooit gemeten. De extreme kou begon al een week eerder en vanaf 12 januari 1942 kwam de temperatuur in De Bilt vrijwel elke dag lager dan -10 graden. De laatste dagen van die koudegolf werden records gevestigd: op 26 januari 1942 kwam het kwik in De Bilt niet hoger dan -11,2°C en de nacht die volgde koelde het af tot -24,8°C, de laagste standen ooit op het hoofdstation van het KNMI gemeten. Een dag later werd de allerlaagste temperatuur van Nederland gemeten. Op 27 januari 1942 registreerde Winterswijk -27,4°C. Op veel plaatsen was het de koudste nacht van de eeuw met 20 tot 25 graden vorst.
De periode 15-24 februari 1956 staat met een gemiddelde temperatuur van -10,5°C op de tweede plaats van koudste periodes ooit. Ook deze viel in een koudegolf die op 9 februari begon en tot 26 februari duurde. In De Bilt vroor het op zeventien dagen meer dan 10 graden en op acht dagen meer dan 15 graden met -21,6°C als minimum op 15 februari. Op 16 februari 1956 noteerde Uithuizermeeden -26,8°C, op één na de laagste temperatuur in ruim honderd jaar.
Op dit moment zitten we dus in een officiële koudegolf die nu al zeven dagen duurt. Tien koudegolven duurden maar vijf of zes dagen, drie werden na zeven dagen afgebroken, maar dat geldt niet voor de huidige koudegolf. Op deze maandag wordt het de achtste dag. Slechts 16 koudegolven, een minderheid dus, duurde langer dan acht dagen. Op basis van de weersverwachtingen lijkt het geen probleem te zijn deze koudegolf te rekken tot een duur van tien dagen, maar donderdag zou een moeilijke dag kunnen worden. Het is niet ondenkbaar dat het kwik dan tot aan het vriespunt oploopt. Een maximumtemperatuur van +0,1°C in De Bilt, of zelfs van 0,0 graden, zou een punt achter deze koudegolf zetten. Blijft het kwik donderdag onder nul (die kans is behoorlijk groot), dan volgen er wellicht nog een tweetal ijsdagen, waarna begin volgende week waarschijnlijk een serieuze dooiaanval volgt. In dat geval zou deze vorstperiode een totale duur van minstens 14 dagen krijgen en daarmee zou hij zich moeiteloos kunnen meten met imposante broeders uit het verleden. Alleen de strenge winters van 1942, 1947 en 1956 hadden een koudegolf die nóg langer duurde.
Toch mogen we de huidige koudegolf gerust als ‘historisch’ mogen bestempelen. Dat betekent niet dat hij uniek is, maar wel dat het een periode is waar de mensen wellicht nog jarenlang over zullen praten. En dat gaat zeker gebeuren als het deze winter toch nog tot een Elfstedentocht komt. De kans daarop neemt alleen maar toe. Het moet de komende dagen nog hard vriezen om het ijs overal op de route op de gewenste dikte te krijgen, maar dat komt wel goed. Het zou een fantastische bekroning van de huidige koudegolf betekenen.
Bron: KNMI, Meteo Consult en Jean-Paul Korst