Van kruikenvirus tot Britse variant

Gastbijdrage van Herman Fitters.

Over besmettelijke ziektes en stigmatisering

Als een besmettelijke ziekte dichterbij komt verandert er iets. We kijken besmette mensen erop aan als zondebokken en ook niet-besmette mensen met dezelfde kenmerken voelen de gevolgen. Stigmatisering heet dat. Het is iets van alle tijden. De lepralijder uit ons collectieve geheugen kan erover meepraten. We kennen het nog steeds als scheldwoord.

Een lepralijder met klepper, eind 15e eeuw (Uit: manuscript van Barthélémy l’Anglais)

Bij een epidemie krijgen buitenlanders het vaak meteen op hun bordje, dat is bekend. Zo kregen Hollanders de schuld van de pest in Londen in 1665. Naast besmettingsvrees is er ook altijd weerstand geweest tegen beperkende maatregelen. In 2020 groeide bij ons de angst voor dragers van het coronavirus, waarop de regering met een ‘intelligente lockdown’ kwam. Vanwege de ‘Britse mutatie’ hebben we nu een avondklok.

Onhygiënisch
Weten we het nog? Omdat het virus in China is ontstaan voelden veel mensen in Europa zich aanvankelijk gelegitimeerd om net wat vaker grappen te maken over Chinezen óf onverhuld datgene te zeggen wat ze onderbewust misschien altijd al dachten: Aziaten ‘krioelen’ maar wat door elkaar, ze zijn ‘onhygiënisch’ en straks zitten wij met de gebakken peren… Chinezen als gevaarlijke mensen dus.

In veel westerse landen doken door de corona-epidemie anti-aziatische stigma’s op. De media deden daar verslag van, ook in Nederland. En terecht. Maar we mogen ‘de Chinezen’ niet aankijken op de verspreiding van een virus dat is overgesprongen van dier op mens. Laat staan de Europese Chinezen. Het is eerder de Chinese overheid die door haar aanvankelijke ontkenning en daarna gebrekkig crisismanagement verantwoordelijkheid draagt voor de epidemie. Excuses ware op haar plaats geweest.

Kruikenvirus

Anderhalvemeter afstand voor Apotheek Wilhelminapark aan het begin van de eerste lockdown, Tilburg, 27 maart 2020 Foto: Herman Fitters

Om stigmatisering te voorkomen dienen we te letten op ons woordgebruik. Na de Chinezen waren het de Italianen die al te ‘lichtzinnig’ waren en ‘onbetrouwbaar’, om niet te zeggen ‘overspel’ pleegden. Maar toen het virus in Nederland arriveerde durfden we niet meer zo te denken. Eén dag was heel Nederland bang van Tilburgers en carnavalsvierders, daarna was het snel gedaan met al die verwijzingen naar herkomst. We spraken wel van Wuhan-virus, maar níet meer van Lombarden-virus, laat staan van de Tilburgse ziekte (kruikenvirus). We gingen ‘corona’ zeggen en Covid-19, immers, een besmettelijke ziekte houdt helemaal geen rekening met de afkomst van mens of dier, alleen maar met diens weerstand.

Maar nu de Britse variant op ons afkomt zijn we terug bij af en doen we het weer. De Engelsen zijn terecht boos over dat labeltje. De Brazilianen en Zuid-Afrikanen voelen de bui al hangen. Nieuwe zondebokken dienen zich aan.

Pandemieën
Sommige besmettelijke ziektes kunnen wereldwijde pandemieën worden, zoals de middeleeuwse pest en de pokken. De pokken stak in 1951 in Tilburg opnieuw de kop op. Ook herinneren we ons nog de zogenaamde ‘Spaanse’ (1918) en ‘Mexicaanse’ (2009) griep. Lepra (melaatsheid) wordt in het rijtje van pandemieën nooit genoemd. Dat is niet zo gek, want het is weinig besmettelijk en er is dus nooit een epidemie van geweest, laat staan een pandemie.

Maar -veel analisten hebben er al op gewezen- stigmatisering is zelf óók een soort epidemie, want het springt over tussen de hoofden van mensen. Terecht of niet terecht: het gevolg is afstand houden en extreme maatregelen van isolatie. Lepra is daar een heel goed voorbeeld van. Er was afschuw vanwege de uiterlijke kenmerken van deze ziekte -en van huidafwijkingen die voor lepra doorgingen. Melaatsen moesten in de middeleeuwen met een ratel van zich laten horen. In onze ‘Gouden Eeuw’ moesten leprozen een witte doek om hun hoofd binden om zich kenbaar te maken.

Nengrisiki

Twee Surinaamse leprozen verbeeld. Links: Saartje Doolhof, door pater Borret, 1878 (Collectie KITLV). Rechts: Melaatse van het Wilhelminapark, door beeldhouwer Maas, 1926 (Fotocollectie RCE, 1946)

In Midden-Brabant kennen we lepra vooral uit de verhalen over pater Donders. Hij werkte in de 19e eeuw onder meer op de staatsleprozerie Batavia, een voormalige cacaoplantage. De verhalen zijn echter sterk gekleurd door de afzender -de medepaters- en hebben weinig van doen met de dagelijkse realiteit van de Surinaamse leprozen in die tijd. In de voormalige kolonie werd lepra wel de ‘negerziekte’ genoemd (Nengrisiki) en ook de ‘Jodenziekte’ (Dyusiki). Dit terwijl lepra toch echt geen erfelijke ziekte is en melaatsheid in de Europese cultuur van oudsher al een bekend fenomeen was. Steeds weer leggen mensen de oorzaak van een ziekte bij bepaalde groepen in de samenleving. Zij krijgen de schuld vanwege hun ‘natuur’ of vanwege hun slechte gedrag. Die stigmatisering komt bovenop de kwaal.

Dermatoloog en medisch historicus Henk Menke beschreef in 2019 hoe de ziekte in Suriname terecht kwam en verstrengeld raakte met die andere kwaal, de slavernij, resulterend in opeenvolgende verbanningsoorden met steeds strengere regimes. Als een slaafgemaakte op een plantage ‘melaatsheid’ kreeg moest hij of zij krachtens de wet worden afgevoerd. Natuurlijk was er ook verzet tegen de opgelegde opsluiting in leprozeriën, in de vorm van onderduiken en weglopen (marronage).

De huid- en zenuwziekte lepra bleef echter nog lange tijd geassocieerd worden met onzedelijkheid en een straf van god of van geesten. Pas na de Tweede Wereldoorlog, toen de eerste werkzame medicijnen voorhanden kwamen, doofde deze manier van denken langzaam uit. Nog altijd kent Suriname oudere ex-leprapatiënten. Hun fysieke aandoeningen verergeren niet meer, maar de opgelopen sociaal-emotionele schade is ongeneeslijk. Het stigma verinnerlijkt.

Kennis van nu

Plattegrond van Batavia (1823-1897). Deze leprozerie kende nog geen scheiding tussen personeel en verpleegden. In de rantsoenering werd wel onderscheid gemaakt tussen leprozen van Afrikaanse en Aziatische afkomst (Afb: Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven)

Met een team van specialisten deed Menke in Suriname onderzoek naar de oorsprong en de wijze van overdracht van de leprabacterie. Ook Jaap van Dissel van het RIVM was hierbij betrokken. Het blijkt dat de lepra in Suriname waarschijnlijk uit meerdere werelddelen afkomstig is geweest. Een andere conclusie is dat ook gordeldieren en eekhoorns dragers kunnen zijn van lepra. De ziekte is zelfs overdraagbaar via de grond, de aarde, waarop deze dieren vertoeven.

Net zoals bij de gekkenkoeienziekte en de vogelgriep is het dus niet de vraag of, maar hoe en wanneer lepra terugkomt richting de mens. De ziekte is eigenlijk nooit weg geweest, ondanks de werkende medicijnen. Maar een pandemie, zoals Covid-19, dat zal lepra nooit worden, die vergelijking gaat mank.

Binnenkort krijgen we allemaal een prik. Ontegenzeggelijk voegt Corona een nieuw hoofdstuk toe aan de rijke geschiedenis van de gezondheidszorg in Tilburg. In een lezing onlangs over dit onderwerp vielen, merkwaardig genoeg, de termen ‘lepra’ en ‘Donders’ tientallen keren. Ten onrechte. Deze ene ziekte en die ene pater heeft nul komma nul raakvlak met de gezondheidszorg in onze stad. Het benoemen ervan heeft dus meer met public relations te maken. Gelukkig kunnen de meeste Tilburgers daar ondertussen wel doorheen kijken. Oftewel, in coronatermen gesproken, doorprikken maar!

Geef een reactie