“Miel Blok is Tilburger en auteur van het boek ‘Ik ben mijn beste vriend’. Hij start vandaag met een wekelijkse column op Tilburgers.nl “
Op een druilerige zondagmiddag besloot ik de stoute regenlaarzen aan te trekken en naar de stad te lopen voor een pilsje. Of twee, afhankelijk van de gezelligheid. Ik was verheugd te zien dat meer mensen de moed hadden om het weer te trotseren. De verschillende dranklokalen waren goed gevuld met bezoekers. Ik ging aan de bar zitten en bestelde een bolleke Koninck. Van het een kwam het ander. Ik bestelde er nog een. Omdat het ander niet altijd anders hoeft te zijn dan het een. Drie mannen naast me praatten over de artistieke geneugten van het leven. Zoals te doen gebruikelijk in het etablissement waar ik zat. Ze praatten harder en harder naarmate het aantal pilsjes dat ze hadden gedronken, groter werd. Ik vroeg me af of er een causaal verband zou zijn. Een moment later zag ik dat een van de drie mannen een foto aan de andere twee liet zien.
“Zien jullie deze geweldige compositie van een tweepersoons matras en een serie vers gevallen kastanjes? Half verscholen achter een kapotgemaakte laurierstruik? Ik vind het meer dan Kunst met een hoofdletter –K. Het is ware KKunst. Juist. Met niet minder dan twee hoofdletters –K! Een mooi initiatief van de Gemeente Tilburg, om zo artistieke werken door de stad te verspreiden. Helemaal anoniem ook. Echt mooie creaties hebben geen naam nodig.”
De fotograaf’s twee drinkebroeders bekeken het kiekje aandachtig. Een van hen vond tussen de alcoholnevels een helder moment. “Jan, ouwe gek, dat is helemaal geen kunstwerk. Nog niet met een hoofdletter –L! De zogenaamde compositie op je foto is niets meer, maar ook niets minder, dan vuilnis. Zwerfvuil in de bosjes. Daar heeft geen artiest moeite aan besteed. Iemand heeft een nieuw matras gekocht en wilde niet de tijd nemen voor een ritje naar de Albionstraat. Of een afspraak met het BAT maken om het op te komen halen. Zonder nadenken weggooien was nog makkelijker.”
Jan was niet overtuigd van de lezing van zijn vriend. “Zwerfvuil? Daar geloof ik helemaal niets van. Ik heb het werk een maand geleden voor het eerst gezien. Sommige andere creaties liggen zelfs nog veel langer op plekken in de stad! De eerste zag ik in de lente. Ik heb geen foto maar ik noemde het ‘Zeven blikjes discountbier en twee gebruikte condooms’. Heel nonchalant geplaatst op een hoek van de Bisschop Zwijsenstraat. Ik liep er vanmiddag langs en toen was het kunstwerk nog steeds intact! Het is nu september, vrienden. Tussen toen en nu zal de vuilnisman wel een keer zijn langsgeweest, niet?”
Ik verslikte me meerdere malen in mijn bier tijdens het aanhoren van het gesprek over de kunstwerken. Of het zwerfvuil. Het zou een geniale vondst zijn van de mensen ambtenaren in onze stad. Noem het kunst! In plaats van rotzooi. Hoe kun je anders verklaren dat rommel zo lang blijft liggen. Niets is zo honkvast als zwerfvuil… Tevreden met mijn heldere observatie van de situatie, dronk ik nog een aantal Koninckjes. Het werd later en de observaties gaandeweg minder helder. Zelfs het causale verband bleek moeilijker vindbaar dan ’s middags. Het was tijd om te gaan. Ik rekende af en stond op. Het regende nog steeds. Ik liep terug naar huis in het donker van de binnenstad. Op de hoek van een straat gleed ik plots uit. Ik hoorde wat gerammel en brak mijn val met mijn handen. De stoep voelde plakkerig en glad. Toen ik de schade bekeek, zag ik wat ik had aangericht: zeven blikjes discountbier lagen verspreid over de stoep en de straat. Vastgeplakt aan mijn hand vond ik een tweedehands condoom. Vol afgrijzen plukte ik het van mijn palm en keek ik wat wanhopig omhoog. Naar een straatnaambord. ‘Bisschop Zwijsenstraat’. Een moment stilte volgde in mijn hoofd. Daarna… Ik had een anoniem kunststuk vernield! De Tilburgse gemeenschap zou me verketteren als dit bekend werd. Zo snel ik kon, raapte ik alles op en gooide het in een prullenbak. Ik rende de straat uit als een vandaal in de nacht. Mijn eerdere gedachte over zwerfvuil was weg en zou nooit meer terugkomen.
Een week lang heb ik met gesloten gordijnen thuis gezeten. Als een bezetene volgde ik de nieuwtjes op de kabelkrant. Geen enkele melding over een schending van een lokaal work of art. Ik kwam wat bij en durfde de straat weer op. Voorzichtig liep ik langs de plaats van mijn delict. Ik keek in de prullenbak. Leeg! Het was echte kunst geweest. Anders had het BAT de spullen toch ook wel opgeruimd als ze op straat lagen in plaats van in de prullenbak? Zwerfvuil… Ik geloofde er niet meer in. Het was vuil maar het zwierf niet. Vanaf dat moment noemde ik het thuisvuil. Rommel die zo lang dezelfde verblijfplaats had, dat die plek een thuis was geworden.
3 reacties
Voeg die van jou toe →Tja,dat zet je wel aan het denken.Je hebt het weer geflikt 😉
Hahahahaha gelukkig niets gemolt Miel 😉 Kunt gewoon weer biertje gaan drinken met gerust hart, OOK bij de Troub 😉
Mooie column, leuk verhaal ook voor niet-Tilburgers.