Het enthousiasme over de door het kabinet voorgestelde participatiesamenleving brokkelt af nu de hervormingen van de zorg per 1 januari 2015 dichterbij komen. Slechts 35 procent van de Nederlanders is het nog eens met het huidige kabinetsbeleid dat burgers meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en minder een beroep moeten doen op de overheid.
Dit blijkt uit de conclusies van een onderzoek van Motivaction. Het onderzoeksbureau heeft dit jaar, net als in 2011 en in 2004, de steun gemeten onder de bevolking voor de terugtredende overheid met een enquête onder ruim duizend personen tussen de 15 en 80 jaar. Na een flinke versteviging van het draagvlak hiervoor in de periode 2004-2012, tijdens kabinet-Balkenende II steunde 33% het beleid, tijdens kabinet-Rutte I 43%. In dit nieuwe onderzoek. op de drempel van een grote transitie in de zorg, blijkt dus dat de steun is afgenomen naar bijna het oude niveau.
Per 1 januari 2015 kunnen inwoners van Nederland minder een beroep doen op thuiszorg en andere ondersteuning. Ook kunnen senioren minder snel terecht in een verzorgingshuis. De overheid verwacht dat mensen meer zelf gaan doen en vaker een beroep doen op familie, vrienden en buren. Onderzoeker Bram van der Lelij van Motivaction: ‘Veel mensen vragen zich af of de gemeenten klaar zijn voor de nieuwe taken, terwijl uit dit onderzoek juist de vraag oprijst of de burger wel klaar is voor deze verandering.’
De helft van de Nederlandse bevolking onderschrijft dat buurtgenoten elkaar moeten helpen als ze niet meer voor zichzelf kunnen zorgen maar laten dit liever over aan andere over. Ook vinden de meesten hulpbehoevende het lastig buurtgenoten ook daadwerkelijk om hulp te vragen. Bovendien blijkt de bereidheid om zelf buurtgenoten te helpen ook laag te zijn. Circa een vijfde geeft aan bereid te zijn buurgenoten langdurig te helpen bij huishoudelijk werk en nog geen een op de tien bij lichamelijke verzorging.
Burgers zijn over het algemeen vaker bereid om directe naasten (partners, kinderen, ouders) te helpen, ook voor een langer periode en zowel bij huishoudelijke taken als lichamelijke verzorging. Zo zegt zeven van de tien Nederlanders ouders langdurige huishoudelijke ondersteuning te willen geven en voor zes van de tien geldt dit als het gaat om lichamelijke verzorging. Een minderheid is bereid vrienden langdurig te helpen met huishoudelijk werk of lichamelijke verzorging. Vooral alleenstaanden die voor ondersteuning zijn aangewezen op buurtgenoten komen dus mogelijk in een lastig parket te zitten. Tenzij hun gemeente toch nog iets voor hen regelt.
Bereidheid om een ander te helpen is groter als men daar wat voor terug krijgt. Nederlanders hebben het principe van de onderlinge verplichting om een gift te beantwoorden met een tegengift hoog in het vaandel staan. Zo zijn negen van de tien Nederlanders bereid iets terug te doen als zij worden geholpen. De helft van de burgers houden rekening met deze wederkerigheid: als men hulp nodig heeft, bedenkt men welke tegenprestatie men kan leveren. Dit biedt wellicht mogelijkheden om de calculerende burger, die buurtgenoten liever door een ander laat helpen, te betrekken via een ruilsysteem zoals bijvoorbeeld Letskringen: waarin deelnemers punten kunnen verdienen door anderen te helpen, die ze vervolgens kunnen verzilveren als ze zelf een keer hulp nodig hebben.
Een ander mogelijkheid is een al een volledig uitgewerkt idee van onze Zuiderburen, de Vlaamse overheid ‘Maak je buurt uitmuntend!’, Het handboek wil lokale besturen en organisaties helpen bij het ontwikkelen van een lokale gemeenschapsmunt, een beleidsinstrument dat de inzet van burgers voor hun buurt stimuleert en waardeert.
De opzet van het boek sluit aan bij internationale ontwikkelingen op dit vlak, namelijk het Community Currency Implementation Framework.
Dit kader voor het gebruik van gemeenschapsmunten werd ontwikkeld door het Europese innovatieproject Community Currencies in Action.
1 reactie
Voeg die van jou toe →Participatie=gemeenschapszin. Je mede verantwoordelijk voelen voor anderen en omgeving. De politiek misbruikt gemeenschapszin om te kunnen bezuinigen. Als het moet prima, maar dan wel binnen de goede context.
Het samen delen en elkaar helpen is al zo oud als de weg naar Rome. Echter, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid, overwegend politieke termen, koersen nog steeds aan op het omgekeerde (“ik”). Daarom wil men van de participatie een verplichting maken! Ruilsystemen en buurtorganisaties passen uitstekend in de gemeenschapszin. Zijn pragmatisch van aard en door iedereen in te vullen.
Daarentegen is de politiek niet pragmatisch maar bureaucratisch ingesteld en zal altijd gaan voor de moeilijke oplossingen. Met andere woorden; “het politiek bestuur heeft moeite met zaken los te laten, maar pretendeert het omgekeerde”! Erger nog, het aanvankelijke pragmatisme richting de burger is bij het dualisme vervangen door intern geritsel tussen bestuur en ambtenaren. Politieke ruilhandel is daarom zelden interessant voor de burgers!